U bent hier
Actuele vraag tijdens de plenaire vergadering van 1 oktober 2014 : leerkrachten meer uren laten werken?
Handelingen Plenaire middagvergadering nummer 4 van 01 oktober 2014
Actuele vraag van de heer Koen Daniëls tot mevrouw Hilde Crevits, vice-ministerpresident van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Onderwijs, over het voorstel om leerkrachten in het secundair onderwijs een uur extra te laten lesgeven voor hetzelfde loon
Actuele vraag van mevrouw Elisabeth Meuleman tot mevrouw Hilde Crevits, vice-ministerpresident van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Onderwijs, over het voorstel om leerkrachten in het secundair onderwijs een uur extra te laten lesgeven voor hetzelfde loon
Actuele vraag van de heer Jo De Ro tot mevrouw Hilde Crevits, vice-ministerpresident van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Onderwijs, over de mogelijke gevolgen van de besparingsmaatregelen in het secundair voor de instroom van jonge leerkrachten
Verslag vraag om uitleg:
De voorzitter:
De heer Daniëls heeft het woord.
De heer Koen Daniëls (N-VA):
Minister, wij hebben in de pers vernomen dat u al bezig bent om samen met het onderwijsveld - koepels en vakbonden - een aantal zaken af te toetsen. Dat is, in het licht van de besparingen, goed. U zegt dat te doen in overleg met het onderwijsveld. Deze regering wil dat zo doen.
Een van de maatregelen die blijkbaar op tafel ligt, is de leerkrachten van de tweede en derde graad van het secundair onderwijs een uur langer te laten lesgeven. Dat kan in het onderwijs op zich een zinvolle discussie zijn, zeker in het licht van het lerarenloopbaandebat. Maar aan elke maatregel zijn natuurlijk een aantal gevaren en gevolgen verbonden. We kunnen het zelf niet volledig uitrekenen, maar één van de gevolgen zou zijn dat de besparing recurrent 60 tot 80 miljoen euro per jaar zou bedragen, afhankelijk van hoe je de berekening maakt, maar ook dat er tussen de 1000 en 1500 beginnende leerkrachten uit het onderwijs worden geduwd indien hun oudere collega’s een uur meer zouden werken en het pakket uren hetzelfde blijft. Als u zou doorgaan met dit voorstel, hoe gaat u dan maximaal rekening houden met deze jonge leerkrachten in het licht van het voornemen om jongere leerkrachten meer werkzekerheid te bieden en van ons streven om de job aantrekkelijk te houden?
De voorzitter:
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Mevrouw Elisabeth Meuleman (Groen):
Minister, gisteren konden wij in de krant enkele verhalen lezen.
Nele vertelde: “Ik had altijd grootste onderscheiding gehad. Ik was een uitstekend student, maar ik was gemotiveerd om in het onderwijs te gaan. Ik heb op een positieve manier voor het onderwijs gekozen. Mijn hart lag daar. Nu sta ik een aantal jaren in het onderwijs. In twee jaar heb ik elf interims moeten doen. Mijn motivatie begint langzaam te dalen. Ik voel de druk om als jonge leerkracht in het onderwijs te staan. De jobonzekerheid speelt mij parten. Ik begin te twijfelen aan mijn keuze.”
Vincent vertelt hetzelfde verhaal. Ook hij heeft op een zeer positieve manier voor het onderwijs gekozen. Maar hij komt aan veel meer dan 22 uur per week. Hij werkt ’s avonds en in het weekend omdat hij zoveel administratie moet invullen. Ook Vincent, die zo gemotiveerd was, begint te twijfelen aan zijn keuze. Hij vraagt zich af waar die aanvangsbegeleiding blijft die was beloofd, want al dat werken valt hem zwaar. Hij vraagt zich af waar die administratieve vereenvoudiging blijft.
Dus, minister, vorige legislatuur was er de consensus dat het lerarenloopbaandebat er moest komen omdat de beginnende leerkrachten het moeilijk hebben: ze moeten te veel werken, worden te weinig begeleid en hun jobonzekerheid is te groot. Wat krijgen ze vandaag als antwoord? U zegt: doe er nog maar een uur bij, werk nog een extra uur voor hetzelfde loon. Daardoor zullen er ook nog eens 500 jobs verloren gaan en zal de jobonzekerheid nog verhogen, minister. Bent u echt ernstig over die piste? Overweegt u die echt? Hoe denkt u dat dat jonge leerkrachten zal motiveren om in het onderwijs te stappen en te blijven?
De voorzitter:
De heer De Ro heeft het woord.
De heer Jo De Ro (Open Vld):
Minister, collega’s, ik zal niet herhalen wat de vorige collega’s hebben gezegd. Het is vandaag nog niet het moment om alle beslissingen inzake de begroting te bespreken of keuzes voor de toekomst te maken. Maar wat ik wel positief vind in alle verhalen die in de pers hebben gestaan, is dat er nu wel een focus komt op iets dat de afgelopen legislatuur te weinig is gebeurd. Iedereen van ons vindt het heel belangrijk dat we goede, voldoende en gemotiveerde leerkrachten hebben. Dat vergt ook een constante instroom van goede mensen. De beste mensen moeten voor de klas staan. In alle verhalen van startende leerkrachten die zich nu focussen op de besparingen komt steeds hetzelfde terug: ze rekenen op een betere begeleiding, een betere opleiding en betere ondersteuning. Die ontbraken. Dat doet heel veel jonge leerkrachten in het secundair onderwijs afhaken. Een op vier stopt ermee binnen de eerste vijf jaar. Mocht dat in eender welke andere beroepsgroep waar we zoveel tijd en energie insteken, voorvallen, hadden we allang zelf betogingen georganiseerd.
Minister, u hebt nu eigenlijk de gelegenheid en het forum om heel snel binnen deze legislatuur aan jonge gemotiveerde mensen in het onderwijs, mensen die nog willen kiezen voor het onderwijs, duidelijk te maken dat u als minister deze legislatuur, gesteund door deze overweldigend grote meerderheid in het parlement, werk wilt maken van de lerarenloopbaan en er weer nieuw leven in te blazen. Minister, zult u die kans grijpen? Het momentum is daar. (Applaus bij de Open Vld)
De voorzitter:
Minister Crevits heeft het woord.
Minister Hilde Crevits:
Collega’s, ik dank u voor deze vragen. Het biedt mij de kans om het geheel wat te duiden. Wat de heer De Ro zegt, is heel terecht.
Ik wil starten met de opmerking van mevrouw Meuleman en haar verwijzing naar Nele en Vincent uit de krant van gisteren. Als Nele na zo veel jaren ongelukkig is in het onderwijs, haalt zij daarvoor als reden de jobonzekerheid aan die zij vandaag heeft. De hele discussie rond die opdrachtnoemer waarnaar u verwijst, heeft met haar ongelukkig zijn niet zoveel te maken. Als Vincent zegt dat hij ongelukkig is door de vele paperassen, lijkt die reden mij ook zeer correct, maar heeft die eigenlijk niets te maken met die discussie rond die opdrachtnoemer.
Wat zien we vandaag? Dat de uitstroom, zowel in het basisonderwijs als in het secundair onderwijs, relatief groot is. Veel leerkrachten starten, maar haken na enkele jaren af. Collega’s, daarom waren we het in de voorbije legislatuur eens dat er een loopbaanpact moet komen, met de focus op de volledige loopbaan van de leraar en met een heel grote focus op hoe we de jonge mensen die talent binnenbrengen in het onderwijs, ook effectief in dat onderwijs kunnen houden. Daar wil ik absoluut werk van maken. Ik heb vandaag trouwens net een bevestiging gekregen van de vakbonden dat ze akkoord gaan om in gesprek te gaan rond het hele besparingsverhaal en ook rond het hele loopbaanluik. Ik vind dat bijzonder positief. Het zijn pijnpunten in ons onderwijs die vandaag absoluut moeten worden aangepakt.
In het kader van de besprekingen die er de voorbije jaren zijn geweest, is een van de koepels inderdaad bij mij geweest met de vraag de opdrachtnoemer te bekijken. Mevrouw Meuleman, u somt op wat er allemaal moet gebeuren. Dat is waar, maar ik ben nog maar een paar weken minister van Onderwijs en ik bekijk nu zeer grondig op welke manier we de zaken moeten aanpakken. Ik heb die opdrachtnoemer bekeken en inderdaad, ik weet niet of het hele parlement dat weet, maar praktijkleraren moeten 29 uren per week voor de klas staan, onderwijzers die lesgeven in de lagere school en kleuterleiders of kleuterleidsters moeten 24 uren voor de klas staan. Afhankelijk van de graad waarin je in het secundair onderwijs lesgeeft, moet je 22, 21 of 20 uren voor de klas staan. Er zitten nog een paar rare dingen tussen. Een master die in de derde graad 10 uren lesgeeft, moet zijn uren in de tweede graad maar aanvullen tot 20 uren. Geeft hij 9 uren les in de derde graad, moet hij aanvullen tot 21 uren.
Er zijn dus een aantal zaken waarvan ik het wel gerechtvaardigd vind dat we nagaan of die noemers vandaag wel logisch en te verantwoorden zijn. Wat mij betreft, moet die denkoefening zorgzaam gebeuren en passen in het hele loopbaandebat zoals we het nu moeten voeren, waarbij we ervoor moeten zorgen dat er voldoende instroom blijft. Er worden hier cijfers aangehaald over het aantal jonge leerkrachten die op die manier niet zouden kunnen starten. Ik beschik niet over die cijfers en heb daarover nog geen beslissingen genomen. Het is nog veel te vroeg om over zulke zaken beslissingen te nemen als je het gesprek erover nog moet starten.
Wat ook in rekening moet worden gebracht, is een publicatie van de Vlaamse Onderwijsraad (Vlor) over het aantal leraren dat tussen 2012 en 2020 nodig zal zijn. Het gaat om 60.000 mensen, wat een enorm aantal is, gezien de uitstroom en de demografische ontwikkelingen. Het verhaal moet dus in een brede context en erg genuanceerd worden geanalyseerd. Ik ben het bijgevolg met de drie vraagstellers eens. Het is helemaal niet mijn bedoeling om voor een ‘one shot’ te gaan en holderdebolder iets te beslissen. Wij hebben tijd om dat Loopbaanpact grondig te bekijken, maar moeten tezelfdertijd ook onderzoeken hoe wij in het secundair onderwijs kunnen rationaliseren.
De voorzitter:
De heer Daniëls heeft het woord.
De heer Koen Daniëls (N-VA):
Minister, ik ben blij dat u verwijst naar het Loopbaanpact en niet voor een ‘one shot’ kiest. Wij moeten een aantal zaken samen bekijken. Terecht hebt u het over de praktijkleerkrachten die vandaag 29 of 30 contacturen afwerken. Er zijn immers in het onderwijs ook nog zoiets als wat men ‘plage-uren’ noemt: uren die erbij komen, maar niet worden betaald. Er moet ook aandacht uitgaan naar de leerkrachten voor de praktijkvakken in het bso – toch een onderwijsvorm die wij absoluut willen opwaarderen. Ik ben blij dat u dat probleem wilt opnemen in een totaalaanpak.
Kloppen de cijfers die in de kranten worden vermeld? Men heeft het over 1000 tot 1500 beginnende leerkrachten. U moet daarover toch op termijn duidelijkheid kunnen verschaffen. Voorts is het zo dat het Loopbaanpact en wat u daarover zegt, in dezen cruciaal is.
Mevrouw Elisabeth Meuleman (Groen):
Ik weet niet of ik u goed heb begrepen, minister. Wilt u het totale plaatje bekijken en het debat over de lerarenloopbaan en de lesopdrachten in zijn geheel aangaan, en ondertussen niet overgaan tot het nemen van gemakkelijke maatregelen zoals de invoering van dat één uur extra? Als dat zo is, dan ben ik opgelucht. Het zou wijs zijn om niet snel dergelijke maatregelen te nemen en dan de zaken maar op hun beloop te laten. Ik zeg niet dat u dat laatste wilt, maar ik ben er wel alert voor.
Ik herinner eraan dat men in het verleden heeft voorgesteld om de mentoruren af te schaffen, met de toevoeging dat er een ander, beter stelsel in de plaats zou komen. Maar dat betere stelsel is er nooit gekomen. Wij wachten nog steeds op de begeleiding voor beginnende leerkrachten. Ik hoop dus dat u de zaken in hun geheel bekijkt, en niet nu al maatregelen neemt die de opdrachten van de leerkrachten nog zullen verzwaren.
De heer Jo De Ro (Open Vld):
Minister, ik wil u niets aanbevelen, maar ik heb wel een warme oproep voor u. U zult nog vele uren met allerlei gesprekspartners over dit probleem praten. U probeert te bewaken wat uw voorgangers ook al probeerden te bewaken, en toch ook veel op het terrein gaan. Zo hebt u van mij een uitnodiging vanuit onze stad gekregen.
Ik geef u nog één voorbeeldje. Wij hebben de vorige jaren geprobeerd om aan die werkzekerheid te werken. Als lokale inrichtende macht van stedelijk onderwijs, met tweeduizend leerlingen, garanderen wij elk jaar, nog voor het schooljaar begint, aan tien startende leerkrachten dat zij gedurende één jaar werkzekerheid krijgen. Voor hen is dat een opluchting. In het verleden was er de vervangingspool, die voor heel Vlaanderen gold. Maar dat was een te logge structuur. De Vlaamse Regering heeft die afgeschaft. Maar als een lokale inrichtende macht zoals het stedelijk onderwijs van Vilvoorde dat kan, dan hoop ik dat u naast aandacht voor de grote partners ook voldoende aandacht zult opbrengen voor de vele kleine voorbeelden van lokale inrichtende machten, want die werken ook. Met een beetje steun van u en van het departement kunnen wij die initiatieven nog versterken. (Applaus bij Open Vld)
De voorzitter:
Mevrouw Gennez heeft het woord.
Mevrouw Caroline Gennez (sp·a):
Minister en collega’s, ik dank u voor de interessante vragen en het antwoord. Ik sluit mij aan bij de repliek van de heer De Ro. Het is inderdaad belangrijk dat wij jonge gemotiveerde mensen aan het onderwijs en de klassen binden. Daarom vreest men voor de gevolgen van de geplande besparingen op de werkingsmiddelen van het secundair onderwijs. Voorst is er de kwestie van de lestijden, dat als een zwaard van Damocles boven de hoofden van de mensen hangt.
Doe dat niet apart, die discussie. Voer de totaaldiscussie over de aantrekkelijkheid van het beroep van leraar, en probeer inderdaad heel concrete voorstellen uit te werken, met de partners, om jonge leerkrachten meteen aan ons onderwijs te binden.
De voorzitter:
De heer De Meyer heeft het woord.
De heer Jos De Meyer (CD&V):
Voorzitter, geachte leden, het is evident dat beginnende jonge leerkrachten begeleiden, stimuleren en werkzekerheid bieden noodzakelijk is. Minister, essentiële maatregelen nemen doet u slechts na overleg. Dat weet u. Is het billijk om algemene, generieke maatregelen te nemen? Dat is soms eenvoudig, maar is soms minder billijk. Ik geef een paar suggesties. Als de Vlaamse Regering effectief wenst te besparen in het secundair onderwijs, dan moet ze van deze gelegenheid gebruik maken om een aantal anomalieën weg te werken. U hebt er zelf reeds op gewezen: waarom moet de ene leraar die in de tweede graad lesgeeft, louter en alleen vanwege zijn diploma een uur minder geven dan een andere leraar? Dat is een voorbeeld. Moeten we inderdaad 330 afstudeerrichtingen in stand houden? Is dit ten bate van de kwaliteit van ons onderwijs? Komt dit alle leerlingen ten goede?
Ten slotte heb ik een vraag die ik ook vele keren aan de vorige minister heb gesteld. Moeten we alle uitzonderlijk dunbevolkte studierichtingen, soms met enkele leerlingen, omdat ze passen in de minimumpakketten, in stand houden? Het zijn een paar suggesties, maar ik ben begonnen met de begeleiding en versterking van jonge leerkrachten en met het overleg bij maatregelen.
Minister Hilde Crevits:
Voorzitter, ik ben het eens met de aanvullende opmerkingen gemaakt door leden van meerderheid en oppositie. Wat de totaliteit van de dingen betreft: ik heb de inspanningen gezien die mijn voorganger zich ook heeft getroost om tot dat loopbaanpact te komen. Ik heb de teksten gezien. Ik heb met de vakbonden gesproken. Ik weet min of meer – al ben ik nog heel bescheiden in mijn uitspraken nu – waar de knelpunten zitten. Het is uiteraard mijn bedoeling om het geheel te bekijken, maar er moeten wel dringend een aantal ingrepen kunnen gebeuren. Ik heb dus ook geen zin om een jaar te verliezen en de kar almaar voller te laden, zodat ze misschien door haar wielen zal zakken. Mijnheer De Meyer, u haalt terecht een aantal mogelijkheden aan van rationalisaties, die ook beter zijn voor leerlingen. Ons masterplan op zich uitvoeren, is trouwens al een rationalisatie. Zeker wat dat loopbaandebat en die leraren zelf betreft, moeten we heel snel tot goede maatregelen kunnen komen. Ik sluit vandaag geen enkele maatregel uit, maar ik vind het overleg over al die zaken van cruciaal belang. Ik wil dit dus zeker in zijn totaliteit bekijken, maar wel op een sobere manier, om toch zeker tot goede beslissingen te kunnen komen. Nogmaals, ik ben zeer blij dat de vakbonden vandaag ook hebben gezegd dat ze het overleg willen voeren, zonder voorafnames te doen en zonder ook akkoord te gaan met om het even welke maatregel of besnoeiing.
De heer Koen Daniëls (N-VA):
Minister, het lijkt me goed dat u dat debat zo snel mogelijk opstart en probeert het zo snel mogelijk af te ronden. Uw voorganger is ter zake inderdaad vrij lang blijven rondlopen, en is uiteindelijk vastgelopen in een aantal denksporen. Ik wil toch op twee zaken wijzen. Het is cruciaal dat er iets wordt gedaan aan de planlast voor leerkrachten. Ik denk dat er dan meerdere gesprekken nodig zijn, maar we moeten dat zeker mee in overweging nemen. Ik begrijp dat u in die gesprekken nog volop aan het aftoetsen bent waar er al dan niet kan worden bespaard. U moet er toch rekening mee blijven houden dat onderwijs op de eerste plaats in de klas en in de school gebeurt. Dat mogen we toch niet vergeten. Daarop moeten we blijven focussen.
Mevrouw Elisabeth Meuleman (Groen):
Minister, u zegt dat het dringend is omdat u 200 miljoen euro moet besparen op het onderwijs. Daarom is het dringend. Nu, wij zijn het op zich al niet eens met die besparing. Mocht u dat niet hoeven te doen, mocht de Vlaamse Regering deze keuze niet hebben gemaakt, dan zou u nu niet dringend maatregelen moeten zoeken, die inderdaad de taak van de leerkracht zwaarder maken en die het onderwijs zelf, door de besparing op de werkingsmiddelen, ook bemoeilijken. Op zich ben ik het dus fundamenteel oneens met die keuze om ook in het onderwijs te besparen. Maar als u het doet, doe het dan alstublieft zeker niet ten koste van de leerkrachten, wier wagentje al overvol geladen is, en ook niet op het vlak van de werkingsmiddelen. Zoek het dan inderdaad bij zaken zoals de planlast, waar er misschien nog wel wat ruimte is. Probeer echter alstublieft de leerkrachten, de kinderen in de klas te ontzien.
De heer Jo De Ro (Open Vld):
Minister, ik heb met veel plezier al verschillende uitspraken van u gehoord, onder andere naar aanleiding van de Septemberverklaring. U hebt met veel respect en op een zeer bescheiden manier uw nieuwe ambt opgenomen. Voor onderwijs is het cruciaal dat u uw oren gebruikt, en zowel met de koepels, de vakbonden, als de mensen op het terrein gaat spreken.
Aan de mensen van onze fractie in de commissie Onderwijs zult u zeer trouwe bondgenoten hebben om jonge mensen aan te trekken voor het lerarenberoep, hen te houden en hun opleiding en ondersteuning te verbeteren. Het is inderdaad vijf voor twaalf op dat terrein. (Applaus)
De voorzitter:
De actuele vragen zijn afgehandeld.
BRON: vlaamsparlement.be, 1 oktober 2014, https://www.vlaamsparlement.be/plenaire-vergaderingen/926536/verslag/927523