U bent hier
Actuele vraag tijdens plenaire vergadering van 19 november : Voorstel KUL weigeren slechte studenten
(Tip : onderaan vindt u het Youtube-fragement van deze actuele vragen)
Verslag van de actuele vraag:
De heer Koen Daniëls (N-VA):
Voorzitter, minister, dit weekend heeft de KU Leuven een moedig voorstel gedaan. Daardoor werd het debat op gang gebracht over de manier waarop ze om wilt gaan met wat sommige kranten in hun titels ‘zwaar gebuisde studenten’ noemden. Eigenlijk gaat het om studenten met een heel lage studie-efficiëntie. De KU Leuven heeft middels empirisch onderzoek, met cijfers dus, vastgesteld dat studenten die minder dan 30 procent van hun studiepunten verwerven, eigenlijk maar heel weinig kans hebben om te slagen. Van de 345 studenten die werden gevolgd en die geen 30 studiepunten hadden, slagen er nog nauwelijks. Om die reden heeft de KU Leuven in nauw overleg met haar studenten en met alle andere actoren in dit verhaal, een voorstel gedaan om het onderwijs- en examenreglement aan te passen door te stellen dat wie minder dan 30 studiepunten verwerft, zich het volgende jaar niet meer mag inschrijven voor dezelfde opleiding. Dat laatste is belangrijk om mee te geven. Er zijn sociale correcties. Bij overmacht, ziekte en dergelijke meer, zijn er wel mogelijkheden om het toch nog te doen. Onze fractie meent dat dit een zinvol voorstel is in het volledige debat dat we aan het voeren zijn. Uit het antwoord op een vraag van toenmalig collega Vermeiren, hebben we in de cijfers vastgesteld dat in 2005-2006 40 procent van de studenten nog een bachelor behaalde in drie jaar tijd, drie jaar later nog slechts 36,5 procent.
Het debat over de oriëntering komt steeds meer aan bod, maar, minister, voor u heb ik de volgende concrete vraag. Welke initiatieven zult u Vlaanderenbreed nemen in het licht van het oriënteringstraject, met inbegrip van de oriënteringsproeven voor het einde van het secundair onderwijs enerzijds? Hoe zult u anderzijds de flexibilisering aanpakken en wat zult u doen aan het almaar verlengen van de totale studieduur? Dit is één opgebouwde, samengestelde vraag. (Applaus bij de N-VA)
De voorzitter:
Een beetje ernstig blijven alstublieft. De minister kan binnen dit tijdsbestek niet op alles en nog wat antwoorden. U kunt natuurlijk zes vragen aan elkaar koppelen en er één vraag van maken, maar in het vervolg schrap ik ze gewoon. Het is heel simpel.
Mevrouw Soens heeft het woord.
Mevrouw Tine Soens (sp·a):
Voorzitter, minister, de heer Daniëls heeft de situatie al geschetst en ik zal niet vragen wat u eraan zult doen. Ik wil even de beeldvorming van de KU Leuven in het debat brengen. 1500 studenten slagen voor minder dan 30 procent van hun studiepunten. Een 300-tal schrijft zich opnieuw in en amper 14 ervan halen een diploma. Eigenlijk is dit het beeld van de feestende, fuivende, zuipende studenten die massaal overheidsgeld verspillen. Het is een beeld dat ik niet zou durven op te hangen. Integendeel, men vergeet altijd te vermelden dat er ook heel veel studenten zijn die zich niet opnieuw inschrijven voor dezelfde opleiding, 90 procent, maar die uiteindelijk wel een diploma halen. Zijn dat dan de fuivende, feestende en zuipende studenten? Neen toch. Zijn dat de studenten die massaal overheidsmiddelen verspillen? Neen toch. Ik vind dit een heel jammerlijke en bedenkelijke communicatie van de KU Leuven. Ik vraag me af waarom studenten de kans niet meer krijgen om zich te herpakken. Ik heb die kans gekregen, zelfs ministers hebben die kans gekregen. Minister, wat vindt u van de communicatie van de KU Leuven? (Applaus bij sp.a en bij Groen)
De voorzitter:
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Mevrouw Elisabeth Meuleman (Groen):
Minister, het is een feit dat heel wat faculteiten kreunen onder de toename van het aantal studenten en dat kan de kwaliteit van het hoger onderwijs in het gedrang brengen. Het is ook een feit dat 40 procent van de eerstejaars niet slaagt en dat is een laag slaagpercentage. Het is een feit dat onze heel flexibele opleidingstrajecten ervoor zorgen dat studenten soms heel veel tijd nodig hebben voor ze beseffen dat ze niet in de juiste richting zitten. Dat is inderdaad een verspilling van de middelen van de overheid, maar vooral van die van de student zelf, want die doet er veel langer dan nodig over om zich te realiseren wat zijn juiste plek is in het onderwijs. Ik meen dat het een taak van de overheid is om ervoor te zorgen dat elke student zo snel mogelijk zijn juiste plaats binnen het onderwijs heeft gevonden. De student aan de KU Leuven heeft daar recht op; de student in Gent, Antwerpen en Brussel heeft net zo goed dat recht. De oriëntering is extreem belangrijk. Een goede snelle heroriëntering is van groot belang, een goede begeleiding van de studenten eveneens. Daar moet zo vroeg mogelijk mee worden gestart. U bent het met me eens – u hebt dat ook geschreven – dat er een pact moet komen. We moeten dat samen aanpakken, met heel de onderwijswereld samen. We moeten iets uitwerken rond flexibilisering en oriëntering. Minister, wat is de timing van zo’n pact? Ik kan het ongeduld van de KU Leuven begrijpen. Ze maken een punt. Het is aan u om snel te handelen.
De voorzitter:
De heer De Potter heeft het woord.
De heer Jenne De Potter (CD&V):
Voorzitter, minister, we hebben inderdaad via de media kennisgenomen van het voorstel van de KU Leuven om studenten die bij hun herexamen geen 30 procent hebben gehaald, niet meer toe te laten in dezelfde opleiding. Dit komt volgens mij uit een bekommernis om rationeler om te springen met de middelen van de overheid maar ook van de studenten en hun ouders. Het voorstel van de KU Leuven heeft de verdienste dat er op zijn minst een debat is, dat er ten minste ideeën worden gelanceerd, zoals u had gevraagd.
We weten allemaal dat er knelpunten zijn. De flexibilisering heeft zeer goede effecten gehad maar ook negatieve, onder andere de soms felle duurtijdverlenging van de studies. De slaagcijfers van vandaag zijn niet om fier op te zijn. Van de bachelorstudenten haalt na drie jaar slechts 30 procent zijn diploma, na vier jaar is dat 40 à 45 procent. Er is dus echt nog werk aan de winkel. Uiteraard mogen studenten herkansen, ze moeten zich kunnen heroriënteren, maar de grote flexibilisering heeft toch niet tot betere slaagcijfers geleid. Er is heel wat reactie gekomen op het voorstel van de KU Leuven. Ik heb begrepen dat de studenten het idee niet ongenegen waren en dat heel wat universiteiten pleiten voor een gezamenlijk voorstel. Minister, hoe past dit voorstel in uw beleidsvisie? Hoe past het in uw plan van aanpak om iets te doen aan de ver doorgedreven flexibilisering? Hoe wilt u aan een betere oriëntering werken? Kan de KU Leuven dit voorstel alleen uitvoeren? Of is er een decreetswijziging nodig? Zult u een initiatief nemen om in het kader van het lopende overleg tot een gezamenlijke aanpak te komen?
De voorzitter:
Minister Crevits heeft het woord.
Minister Hilde Crevits:
Collega’s, het klopt dat de KU Leuven een enorme exposure gekregen heeft met dat voorstel. We moeten hier de ratio trachten te bewaren. Ik heb, als minister een paar maanden bevoegd voor het hoger onderwijs, afgesproken met de universiteiten en het hoger onderwijs om vier grote werven aan te pakken. Rond de eerste hebben we eigenlijk al een akkoord bereikt, dat is de kwaliteitszorg en hoe we die zullen aanpakken in de toekomst. Daar kunnen we het decretaal werk starten. De tweede, mevrouw Soens en mijnheer Daniëls, is het hele oriëntatietraject dat natuurlijk zijn basis heeft in het secundair onderwijs: goede oriëntering, goede studiekeuze, toelatingsproef en goede voortgang van de studies. Het derde betreft rationalisatie. Er zijn zeer veel opleidingen; we willen daar wat consuminderen. De vierde – daar gaat de vraag over vandaag – is de flexibilisering. Vriend en vijand van het flexibele traject zijn het erover eens dat de flexibilisering een paar negatieve effecten heeft, namelijk dat de studieduur toegenomen is. Bovendien is een op drie studenten die vandaag start in een hogeschool of universiteit, niet in staat om 30 procent van de punten of credits te halen. Dat is niet veel. Van die groep – mevrouw Soens heeft al cijfers genoemd, en die zijn ongeveer correct – heroriënteert het merendeel zich al vandaag. De meesten kiezen al iets anders. Van de ongeveer 50.000 studenten die elk jaar starten, kiezen ongeveer 3000 studenten opnieuw dezelfde richting. Van die 3000 studenten haalt uiteindelijk één op vijf zijn diploma. De uitval is dus bijzonder groot. Studenten die zich voor de tweede keer in dezelfde richting inschrijven, hebben dus heel kleine slaagkansen. Mevrouw Meuleman, u zei dat het de taak van de overheid is om ervoor te zorgen dat de oriëntatie lukt. Dat is vreemd. Het decreet dat in 2004 werd goedgekeurd in het parlement en in 2006 en 2014 werd gewijzigd – telkens verstrengd – zegt dat het instellingsbestuur maatregelen kan nemen in verband met die studievoortgangsbewaking. Als je gestart bent, is de begeleiding van je studieduur de autonomie van de instelling.
Collega’s, ik heb geen enkele intentie om die autonomie te beperken. Men vraagt dat ook niet. Maar het decreet heeft ook een bepaling die zegt dat de instelling een inschrijving kan weigeren. Wanneer kan een instelling studenten weigeren die nog eens dezelfde opleiding volgen? Het decreet zegt dat dat sowieso na twee keer kan. De KU Leuven wil dit nu doen na één jaar met twee zittijden. Ook dat maakt het decreet niet onmogelijk. Het decreet zegt dat dat kan als het individueel wordt gemotiveerd en de student nagenoeg geen kans op slagen heeft. Het is dus mogelijk. Het is dus niet juist te zeggen dat de KU Leuven dat niet kan. Er zou wel een grote aandacht moeten zijn voor de motivatie.
Ik heb zelf aan de universiteiten en hogescholen gevraagd of we een pact kunnen sluiten om de ongewenste effecten van die flexibilisering terug te dringen. Dat pact heeft evident betrekking op de vraag of het noodzakelijk is om een aantal decretale aanpassingen uit te voeren. Mijn voorgangers zijn vrij open gestart. Minister Vandenbroucke heeft al meer mogelijkheden gelaten om vroegtijdig te stoppen en niet eindeloos door te gaan, minister Smet heeft verdere maatregelen genomen om stages vroegtijdig te beëindigen. Er is nog altijd een groep die zich voor de tweede keer inschrijft in dezelfde richting en waarvan de slaagkansen bijzonder klein blijven.
Ik vind het voorstel van de KU Leuven zeer waardevol. Als men zich binnen de grenzen van het decreet houdt, wie ben ik dan om daarop commentaar te hebben? De universiteiten en hogescholen hebben expliciet gevraagd om te bekijken of het goed is een pact te sluiten rond een aantal generieke maatregelen die moeten worden genomen.
Mevrouw Meuleman, u vroeg wanneer dat er kwam. Op 9 december zal de Vlaamse Onderwijsraad (Vlor) haar advies verlenen. Dat luik loopt samen met het oriënteringsluik. In het voorjaar van volgend jaar willen we onze voorstellen klaar hebben. Als we het pact rond de inperking van de flexibilisering kunnen sluiten, zitten we op dezelfde timing als de oriëntatie. Collega’s, dat is voor mij belangrijk. De inperking van de flexibilisering en een goede oriëntatie kunnen niet los van elkaar worden bekeken. Beide sluiten vrij naadloos op elkaar aan.
Ik heb dit weekend, toen het voorstel werd gelanceerd, en ook vandaag een aantal keren met de rector van de KU Leuven gebeld. Ik heb ook gebeld met de andere rectoren. In zoverre men zich beweegt binnen de perken van dit decreet is er wat mij betreft geen probleem. Maar ik denk wel dat het zeer nuttig en opportuun is om een pact te sluiten rond een aantal grote principes. Men vraagt dat ook. Eventueel kunnen er ook decretale aanpassingen worden gedaan, als die nodig zijn. Ter aanvulling wil ik opmerken dat de VUB in het verleden een student heeft geweigerd. Het dossier is uiteindelijk, na verzet van de student, vernietigd. Er was een probleem met de individuele motivatie. Het loopt dus niet helemaal gelijk met dit voorstel. Ik vind het moedig dat de KU Leuven samen met de studenten bekijkt hoe ze kunnen omgaan met studievoortgangsbewaking en hoe ze kunnen ingrijpen. Men moet zich houden binnen de grenzen van de huidige decretale regels. Als er aanpassingen nodig zijn, zullen die alleen maar kunnen gebeuren nadat er een pact is tussen hogescholen en universiteiten en nadat dit parlement hierover zijn zegen heeft gegeven.
De heer Koen Daniëls (N-VA):
Minister, ik dank u omdat u toch hebt geantwoord op de verschillende onderdelen van mijn vraag. (Gelach) Ik wil toch even verwijzen naar het rapport van de werkgroep Studievoortgangsbewaking. Ook daarin is sprake van het leerkrediet en de studievoortgangsbewaking in termen van volgtijdelijkheid. Dat zijn twee termen die daarnet ook in mijn vraag zaten. We werken nu vooral aan die volgtijdelijkheid, maar staat ook het leerkrediet op de agenda?
Mevrouw Tine Soens (sp·a):
Minister, ik heb nog geen antwoord gekregen op de mijn vraag wat u vindt van de beeldvorming van de KU Leuven in dit dossier. Ik hoop dat de KU Leuven zich ertoe verbindt om de studenten die zich in die situatie bevinden, voldoende te begeleiden en te heroriënteren, ook buiten de eigen universiteit en associatie.
Mevrouw Elisabeth Meuleman (Groen):
Minister, ik zag in die kreet van de KU Leuven een soort van alarmbelprocedure. Er moet dringend iets gebeuren wat die oriëntering betreft, want er zitten veel te veel studenten in het eerste jaar waardoor de kwaliteit niet meer kan worden gegarandeerd en waardoor de diploma’s devalueren. Er moet iets gebeuren aan die lage slaagcijfers in het eerste jaar, en dat begint op het vlak van oriëntering in het secundair onderwijs. Daar is absoluut wel een taak voor u weggelegd, minister. Ik heb uw beleidsnota gescreend en de begroting erop nagekeken. U zegt een aantal keren dat leerlingenbegeleiding en oriëntatie superbelangrijk zijn voor u, maar ik zie geen enkele concrete maatregel die dat vertaalt. Ik zie in uw begroting alleen een besparing van 10 procent op de CLB’s. Iedereen heeft de mond vol van die betere oriëntering die noodzakelijk is voor onze universiteiten om de problemen waarover het hier gaat te voorkomen maar ik zie geen concrete maatregel, noch in uw beleidsnota noch in uw begroting. Daar is dus wel een taak voor u weggelegd.
De heer Jenne De Potter (CD&V):
Minister, ik begrijp dat het voorstel van de KU Leuven mogelijk is voor zover het loopt binnen de perken van het decreet met de vereiste dat er een individuele motivatie moet worden gegeven. Nu is het vooral uitkijken naar het rapport dat de Vlaamse Onderwijsraad (Vlor) rond 9 december zal neerleggen. Daar moeten een aantal aanbevelingen en maatregelen uit komen zodat we tot een gedragen en algemene aanpak kunnen komen van een aantal problemen die daarnet zijn opgesomd op het vlak van de flexibilisering en de studieduurverlenging. Daar ligt werk op de plank en vanuit onze fractie willen we daaraan meewerken om de kwaliteit van ons hoger onderwijs nog te verbeteren.
De voorzitter:
Mevrouw Brusseel heeft het woord.
Mevrouw Ann Brusseel (Open Vld):
Minister, ook voor mijn fractie is een laag studierendement problematisch, ook voor de studenten zelf is dat zo. Ze gebruiken soms meer leerkrediet op dan ze zelf beseffen. Daarover is momenteel overleg aan de gang binnen de VLIR. Mijn fractie vindt het positief dat er concrete zaken op tafel liggen. U zei daarnet dat u niet wilt raken aan de autonomie van de instellingen. Daar ben ik blij om, want de instellingen hebben inderdaad hun vrijheid en het is goed dat ze die gebruiken wanneer dat kan. Het lijkt me wel noodzakelijk dat er snel wordt gewerkt aan het oriëntatietraject. Ik ben dan ook zeer verheugd dat u die vier werven vooropstelt om daar dringend werk van te maken. Daar valt die flexibilisering ook onder maar dan als een onderdeel. We moeten het hoofd inderdaad koel houden en we mogen niet panikeren, maar we moeten blij zijn met de concrete voorstellen die worden geformuleerd.
De voorzitter:
Mevrouw Bonte heeft het woord.
Mevrouw Barbara Bonte (Vlaams Belang):
Ik heb ook kennisgenomen van het voorstel van de KU Leuven en ik vind het zeker de moeite waard om er eens over na te denken. Mijn fractie is ook van mening dat er nood is aan een algemene decretale regeling voor alle universiteiten en hogescholen. Voordat men zo’n decretale regeling uitwerkt, is het nuttig om na te gaan waarom studenten niet slagen in het eerste jaar. Dat kan aan verschillende factoren liggen: een gebrek aan motivatie, een slechte leermethode, de verkeerde studiekeuze enzovoort. Minister, beschikt u over een studie of over cijfers die duidelijk maken welke de voornaamste redenen zijn waarom studenten niet slagen in het eerste jaar in het Vlaamse hoger onderwijs?
Minister Hilde Crevits:
Minister Homans geeft me goede raad over de oorzaken waarom studenten niet slagen, maar ik zal die houden voor de koffiekamer. Collega’s, als het kan geen moties van orde daarover. Oké? Collega’s, ik heb gepoogd om met heel veel zorg mijn antwoord op te bouwen rond de vier werven. Mevrouw Meuleman, het is evident dat de studieoriëntatie en de modernisering van het secundair onderwijs een van de vier werven vormen waarbij ook het hoger onderwijs betrokken is. Het hoger onderwijs was daar in het verleden wellicht te weinig bij betrokken. U gaf daarnet de indruk dat de studievoortgangsbewaking in het hoger onderwijs een zaak is van de overheid. Ik zeg dat dat niet zo is. Decretaal is hier echt wel voorzien dat het instellingsbestuur dat moet doen. De heer Daniëls verwees naar een heel interessant rapport over de studievoortgangsmaatregelen die worden genomen en de effecten daarvan. Daar kun je zeer goed zien wat een efficiënte maatregel is en hoe studenten daarmee omgaan. Als men nu de grenzen van het decreet wil aftasten door dit te doen voor diegenen die een zeer laag percentage behalen, vind ik het goed dat men dit voorstel doet en bekijkt en bespreekt, maar als men zegt dat men dit misschien een decretale basis zou moeten geven, dan vind ik dat dit als een pact tussen de universiteiten moet kunnen. Het zou trouwens goed zijn indien alle universiteiten, wat de weigering betreft en de algemene regel, tot een overeenstemming zouden komen. Anders kun je in de situatie terechtkomen waarin de studenten gewoon naar een andere universiteit gaan en waarin je ongelijke acties hebt. Inzake de algemene regeling met betrekking tot het weigeren van studenten zou het wijs zijn om tot één globale consensus te komen.
Mevrouw Brusseel, het is goed dat zowel binnen de Vlaamse Interuniversitaire Raad (VLIR) als binnen de Vlaamse Hogescholenraad (VLHORA) en de Vlaamse Onderwijsraad (Vlor) en de Vlaamse Universiteiten en Hogescholen Raad (VLUHR) daarover het debat wordt gevoerd. Heel het debat over de flexibilisering is – en collega’s, daar hebben jullie allemaal een punt – maar één onderdeel van de vier werven die we rond dat hoger onderwijs willen opzetten. Er is al vooruitgang geboekt. Met betrekking tot kwaliteitszorg hebben we al een akkoord. Wellicht zullen we dat ook met betrekking tot die flexibilisering vinden. Ook Brussel en Gent zijn echt actief bezig met voorstellen die misschien wel decretale aanpassingen vergen, ook al komen ze er niet mee in de krant. Laat ons daaraan werken. In december zullen we zien welk advies de Vlor geeft. Het voorjaar zal belangrijk zijn, zowel voor de oriëntering als voor de flexibilisering.
Mevrouw Soens, ik heb ook de communicatie van de KU Leuven gelezen, over de manier waarop ze ook voor sociale correcties zorgen. Het was helemaal geen agressieve communicatie. Sommigen zijn zeer goed in het zetten van beelden, anderen zijn daar minder goed in. Het voornaamste voor mij is dat elke maatregel die men neemt, wordt doorgesproken met de studenten en ook in het belang van de studenten wordt genomen. Daar hebt u wel een punt: het gros van de Vlaamse studenten die studeren aan de hogescholen en universiteiten, zet zich zeer fel in. Het gaat hier om een minuscuul percentage van de studenten die starten. Dat mag niet het overheersende beeld worden van elke Vlaamse student. De excellente resultaten van onze studenten overal tonen aan dat we het helemaal niet zo slecht doen. We moeten echter wel aandacht hebben voor diegenen die twee jaar zonder rendement studeren. Mevrouw Meuleman, u zegt dat dat budgettair erg is. Ik vind het veel erger voor de student zelf: twee jaar niet slagen doet ook wel wat met een mens. Daar moeten wij zoeken naar hoe we sneller en beter kunnen ingrijpen. De heer Van Dijck is blijkbaar niet ongelukkig geworden van zijn studietraject.
De voorzitter:
Mijnheer Daniëls, wat doet u dat als mens?
De heer Koen Daniëls (N-VA):
Ik weet niet of dit spreekgestoelte de plaats is om daarover uit te weiden. Maar ik zie de heer Van Dijck wel lachen. Minister, het is zeer belangrijk dat u hier die vier werven aankaart: de vier werven met hun verschillende onderdelen, ook de zaken waaraan ik heb gerefereerd. Mijn fractie zegt dat die oriëntering begint in het secundair onderwijs. De niet-bindende oriënteringsproeven voor men zich inschrijft in het hoger onderwijs, zijn cruciaal. We zullen werken aan die volgtijdelijkheid, met bijvoorbeeld meer bindende modeltrajecten enerzijds, en anderzijds het screenen van de opleiding. We moeten ook de leerkredieten, met 140 studiepunten, bekijken. Ik ben blij dat de KU Leuven dit voorstel heeft gedaan, en niet zomaar in het wilde weg maar op basis van cijfers. Ondertussen krijgen we heel wat cijfers. U verwijst naar het rapport. Daar moeten we ons op baseren in de commissie om te kijken wat er allemaal uitkomt. Het is belangrijk dat we op basis van al die rapporten knopen doorhakken en klare wijn schenken, want het kan zo niet verder dat studenten hun leerkrediet opsouperen zonder een diploma te behalen.
Mevrouw Tine Soens (sp·a):
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Uiteraard mogen we die veertien studenten niet als de hele populatie zien. Ik vind het heel erg jammer dat de KU Leuven haar cijfers naar voren probeert te brengen. Ik zou een zicht willen krijgen op de sociaal-economische achtergrond van de studenten die voor minder dan 30 procent van de vakken slagen. Ik zal daarover een schriftelijke vraag indienen.
Mevrouw Elisabeth Meuleman (Groen):
Minister, laat ons het over één ding alvast helemaal eens zijn, namelijk dat het onderwijs een hefboom moet zijn en geen slagboom mag zijn. Dat moet het principe zijn vanwaar het onderwijsbeleid vertrekt. Ik heb van u een aantal maatregelen gezien die eerder in de richting van een slagboom evolueren dan van een hefboom. U hebt besparingen gerealiseerd op de basisfinanciering, u hebt het inschrijvingsgeld opgetrokken, u hebt het Aanmoedigingsfonds, dat studenten uit sociaal zwakkere milieus moet aanmoedigen, afgeschaft, u hebt gesneden in de studentenvoorzieningen. Dit is op dit moment het gerealiseerde beleid. Het beleid dat we nog afwachten, is dat beleid dat ervoor zorgt dat leerlingen goed begeleid worden, dat leerlingen georiënteerd worden, dat elke student op de juiste plaats zit. Daar wacht ik op. Het is nog het begin van de legislatuur, maar ik kijk in elk geval uit naar uw werven die ervoor zullen zorgen dat het onderwijs echt een hefboom blijft in plaats van dat het een slagboom wordt. (Applaus bij Groen)
De heer Jenne De Potter (CD&V):
Omdat het over het hoger onderwijs ging, wil ik aan mevrouw Meuleman zeggen dat onder deze regering de groep van bijna-beursstudenten, die genieten van een lager tarief voor toegang tot het hoger onderwijs, bijna is verdubbeld. Ook voor beursstudenten zijn de tarieven niet gestegen. Ik vond uw opmerking niet gepast. We moeten zien wat we doen op Vlaams niveau. Alles wat geregeld moet worden op decretaal niveau, moet op Vlaams niveau geregeld worden. We moeten ook voldoende autonomie aan de instellingen laten om zelf hun beleid te voeren.
BRON: vlaamsparlement.be, 19 november 2019, https://www.vlaamsparlement.be/plenaire-vergaderingen/937325/verslag/937870