Vraag om uitleg in commissie onderwijs van 12 februari: uitrol M-decreet

Door Koen Daniëls op 13 februari 2015, over deze onderwerpen: Onderwijs

Verslag vraag om uitleg:

De voorzitter:

Mevrouw Meuleman heeft het woord.

Mevrouw Elisabeth Meuleman (Groen):

In het M-decreet, dat hier vorig jaar werd goedgekeurd, staat dat een van de taken van de vzw Samenwerkingsverband Netgebonden Pedagogische Begeleidingsdiensten (SNPB) de uitbouw was van een tweedelijns inclusienetwerk. Tijdens de besparingsronde begin deze legislatuur is SNPB echter gesneuveld. De eerste vier opdrachten van SNPB blijven decretaal vastgelegd, maar worden verschoven naar de netgebonden pedagogische begeleidingsdiensten. Het tweedelijns inclusienetwerk ziet men ook als een opdracht van de pedagogische begeleidingsdiensten, maar dat wordt niet meer decretaal verankerd.

Dit tweedelijns inclusienetwerk dat zou worden uitgebouwd, zou zich nochtans specifiek richten op onderwijstrajecten van leerlingen met een individueel aangepast curriculum in de gewone school. Het zou een netoverschrijdende expertisecel worden, die duidelijk zichtbaar en aanspreekbaar is, bestaande uit zes halftijdse medewerkers, één per provincie en één coördinator. De opstart was gepland voor januari 2015, om in september 2015 echt operationeel te zijn in het Vlaamse onderwijsveld. We hebben het daarnet nog gehad over het belang van de ondersteuning in het veld.

Gezien de zeer beperkte staf van maar zes halftijdse medewerkers, lijkt het bijzonder inefficiënt, zowel inhoudelijk als pragmatisch, om in vier verschillende onderwijsnetten, los van elkaar, expertise te ontwikkelen met betrekking tot dit zeer kleine en specifieke domein. Bovendien is het ook de bedoeling om scholen met ervaring met elkaar te verbinden. Door het wegvallen van SNPB zal samenwerking niet vanzelfsprekend zijn.

Desalniettemin blijft het van belang in te zetten op het begeleiden van scholen en centra voor leerlingenbegeleiding (CLB’s) bij vragen over inclusie, specifiek voor leerlingen die nood hebben aan een individueel aangepast curriculum. Ook deze leerlingen hebben volgens ons recht op onderwijs in een gewone school. Er bestaan al heel wat goede voorbeelden. Maar scholen hebben over deze mogelijkheid, begrijpelijk, heel wat vragen. Wanneer geen aandacht kan worden besteed aan die vragen, kunnen die zich ontwikkelen tot weerstanden, wat dan weer zal resulteren in weigeringen. En dat moeten we vermijden.

Minister, hoeveel zou de werking van het tweedelijns inclusienetwerk, zoals eerder gepland, jaarlijks kosten? Op welke manier worden de netten verplicht om hun middelen ook effectief in te zetten voor de doelgroep die nood heeft aan een individueel aangepast curriculum? En over hoeveel middelen jaarlijks gaat het?

Op welke manier zal expertise over de netten heen worden gebundeld, en worden de netten gestimuleerd om dit tweedelijns inclusienetwerk in 2015 alsnog samen op te starten? Is het al duidelijk of de pedagogische begeleidingsdiensten zullen investeren in een netoverschrijdende werking, noodzakelijk voor dit specifieke, kleine domein? Indien dit tweedelijns inclusienetwerk niet wordt uitgebouwd, hoe zult u dan garanderen, minister, dat de vooropgestelde doelstelling van inclusief onderwijs als recht, ook voor leerlingen met een individueel aangepast curriculum, zal worden bereikt?

De voorzitter:

De heer Daniëls heeft het woord.

De heer Koen Daniëls (N-VA):

Minister, het sluit aan bij een vraag die daarnet aan bod kwam. Binnen enkele maanden is het begin van het volgende schooljaar er en zal het M-decreet op kruissnelheid worden ontrold, op 1 september 2015. De voorbereidingen hiervoor zijn begin januari gestart, waarbij scholen voor zichzelf al moeten overwegen welke redelijke aanpassingen voor hen haalbaar zijn of niet. Dat is nodig omdat ze nu aanvragen krijgen van ouders die willen inschrijven, zeker in gebieden waar er aanmeldingsprocedures zijn.

Ook de CLB’s moeten op een gewijzigde manier beginnen te werken, in het bijzonder bij de opmaak van nieuwe verslagen voor het buitengewoon onderwijs en gemotiveerde verslagen voor geïntegreerd onderwijs (gon), alsook een mediërende rol opnemen indien er niet tot een vergelijk kan worden gekomen. Dat is uiteraard een van de taken die ze hebben gekregen.

Uit een bevraging eind vorig jaar bleek al dat de meerderheid van het onderwijspersoneel de nieuwe maatregelen wel genegen is, op een of andere manier, maar dat meer dan 80 procent de praktische en concrete uitwerking eerder argwanend bekijkt. Uit het werkveld ontvangen we steeds ongeruste mails, vaak zelfs na het bijwonen van informatiemomenten waarop het M-decreet wordt toegelicht. Dat zou de ongerustheid net moeten wegnemen, maar blijkbaar brengt het meer ongerustheid mee. Daar kan ik me iets bij inbeelden, mensen praten er ook met elkaar. Maar de uitrol van het decreet is niet onbelangrijk.

Minister, ik heb enkele concrete vragen, om zo snel mogelijk rust te brengen, zodat die tijd en energie naar inhoud kunnen gaan en niet naar onrust. Wie organiseert er momenteel vorming rond de uitrol? Zijn dat de CLB’s, vakbonden, pedagogische begeleidingsdiensten, de administratie? Spreken zij met eenzelfde stem? Worden er vanuit het departement Onderwijs nog infosessies of vormingen gegeven? En zo ja, welke informatie wordt daar meegegeven, die toch rust kan brengen? Waar kunnen scholen en leerkrachten zeer concrete en operationele informatie vinden? Bijvoorbeeld, hoe zit het met gon, met de begeleiders, met mensen die eventueel naar terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking (tbsob) zouden gaan in het buitengewoon onderwijs en zouden worden ingezet in het gewone onderwijs?

Wat is de stand van zaken van de uitvoering met betrekking tot het protocol dat werd afgesloten? Op welke manier worden de zeventig extra begeleiders bij de pedagogische begeleidingsdiensten ingezet? Werken zij vraag- of aanbodgestuurd en hoe is de verdeling over de netten? Hoe kunnen scholen een beroep doen op deze begeleiders en hoe worden ze toegewezen aan leerlingen en scholen?

Hoe zal de herallocatie van middelen en omkadering van het buitengewoon onderwijs naar het reguliere onderwijs concreet verlopen? Ik verwijs naar het begrotingsakkoord van toenmalig minister Muyters die stelde dat het geen besparing is, maar dat de middelen die worden uitgespaard in het buitengewoon onderwijs kunnen worden ingezet in het gewone onderwijs. Maar hoe gaat dat? Zijn scholen hiervan al in kennis gesteld? Wat kunnen scholen met de middelen doen? Hoe worden deze middelen verdeeld?

Hoe zal de waarborgregeling concreet uitvoering krijgen? Dat hangt niet onlosmakelijk samen met de vorige vraag. Hoe zullen gon en inclusief onderwijs (ion) worden ingezet in het gewone onderwijs voor kinderen met speciale onderwijsbehoeften?

Minister, ik weet dat ik veel vragen stel. Sommige had ik zelf kunnen bedenken, andere zijn vragen die mij worden gesteld. Als ik dan op zoek ga naar informatie, kan ik meestal geen concreet antwoord geven, of toch geen antwoord dat afdoend is voor de directeur, leerkracht, ouder. Intussen is het februari, ik maak me er toch wat zorgen over.

Mevrouw Kathleen Helsen (CD&V):

Minister, ik wil bevestigen wat de heer Daniëls weergeeft. Ik heb zelf informatiemomenten gevolgd. Ik krijg ook veel vragen van mensen over wat we precies in het decreet hebben goedgekeurd. Ik stel vast dat de informatie niet altijd op eenzelfde manier wordt overgebracht. Er worden zaken verschillend geïnterpreteerd. Mensen begrijpen totaal foutieve dingen, soms hallucinant. Dan zeg ik heel duidelijk dat wij dat niet hebben goedgekeurd en dat het niet de bedoeling is. Ik ben zeer bezorgd. Hoe kunnen we daarop het best reageren, zodat er wel duidelijkheid komt? Er circuleert echt verkeerde informatie.

Ook leven er op het terrein vragen over de praktische uitvoering. Mensen in het onderwijsveld zijn het gewoon om heel concreet van de Vlaamse overheid te vernemen wat er op welk moment moet gebeuren. We hebben er altijd kritiek op gekregen dat wij te betuttelend zijn en te veel invullen. Nu vullen we bepaalde zaken nog niet in, maar is er grote ongerustheid, omdat er nog geen heel concrete richtlijnen worden gegeven. Het is zeer moeilijk om met dat gegeven om te gaan. De algemene doelstelling voor ons onderwijsbeleid is om meer vertrouwen te geven aan het veld, en meer ruimte. Dat is geen eenvoudige oefening.

De voorzitter:

Minister Crevits heeft het woord.

Minister Hilde Crevits:

Collega’s, ik moet vaststellen dat u terecht aankaart dat er soms andere informatie wordt gegeven in die sessies. Dat vind ik vreemd, niet correct en ook niet goed voor de scholen.

We zien morgen alle partijen na de ministerraad. Er zijn ook afspraken met de inspectie over hoe er wordt omgegaan met wat het CLB doet. Dat is een grote zorg van het CLB. Dat is dan de start van een grote communicatie. We zijn een heel basic Q&A aan het maken. Klasse heeft daar al een grote inspanning voor gedaan. Die zullen we nog meer basic maken, waarbij de moeilijke en gemakkelijke zaken worden opgelost.

Anderzijds is de opmerking van de voorzitter wel juist. Men is gewoon dat alles tot in detail wordt geregeld. We gaan dat nu, bijvoorbeeld voor het CLB-formulier, niet doen. We gaan de CLB’s vertrouwen geven, maar dat betekent ook dat ze daarmee moeten omgaan. We gaan niet punctueel regelen wanneer het wel of niet kan. We zullen hen laten werken, omdat ze alle terreinexpertise hebben. Ze zullen dat wel kunnen, en ze willen het ook. Het formulier is samen met hen opgemaakt.

Het tweedelijnsinclusienetwerk was bedoeld om de bestaande expertise vanuit verschillende betrokken actoren op het vlak van de praktische realisatie in kaart te brengen. Men wilde zo ouders, scholen of CLB’s met vragen over redelijke aanpassingen goed adviseren door te verwijzen naar instanties die hen hierbij kunnen ondersteunen en begeleiden.

Via de kaderovereenkomst met het SNPB werd een subsidie toegekend om de decretaal bepaalde opdrachten uit te voeren. Het tweedelijnsinclusienetwerk zou worden opgestart en een visie daarop moest worden ontwikkeld door twee halftijdse begeleiders SNPB. In de oorspronkelijke opzet waren dat drie voltijdse, maar uiteindelijk zijn het twee halftijdse geworden.

De pedagogische begeleidingsdiensten werken momenteel aan de financiële afwikkeling van het SNPB. Die middelen – 5.731.000 euro – worden ingekanteld in de opdrachten in de reguliere begeleidingsdiensten. Tijdens de onderhandelingen van het programmadecreet bleef duidelijk verankerd dat competentieontwikkeling in het kader van het M-decreet, uitdrukkelijk in de opdracht van de reguliere begeleidingsdiensten aanwezig moest blijven. Het tweedelijnsinclusienetwerk werd in de memorie van toelichting opgenomen, maar is niet meer decretaal vastgelegd.

Die netoverschrijdende werking blijft voor mij cruciaal. Daarover wordt nu overlegd, en het is belangrijk dat alle bestaande expertise daarover goed wordt gebruikt. Zeker voor de uitbouw van het tweedelijnsinclusienetwerk is een netoverschrijdende werking van belang. Het is aan de pedagogische begeleidingsdiensten om daar een samenwerkingsovereenkomst over af te sluiten. Na de inkanteling van het SNPB is het aan de overheid om het gesprek met de pedagogische begeleidingsdiensten goed op te volgen om de mogelijkheden om vorm te geven aan het tweedelijnsinclusienetwerk, maximaal te gebruiken.

Het is zeker de bedoeling dat de pedagogische begeleidingsdiensten de uitbouw van het tweedelijnsinclusienetwerk opnemen in het kader van de competentieontwikkeling over het M-decreet. De invoering van het M-decreet vraagt om voortdurende en correcte informatie. Dit is nu zo in de fase van de uitrol en dit zal zo zijn bij de eerste stappen van de implementatie.

De bijlage bij Klasse biedt een zeer goede aanzet van informatie over het M-decreet basic. De basisvragen worden daar beantwoord. Klasse heeft een engagement opgenomen om telkens als de Vlaamse Regering een beslissing neemt over de verdere uitrol, of wanneer er een belangrijke stap wordt gezet, hierover ruim en toegankelijk te informeren. De manier waarop ze schrijven, is ook heel toegankelijk.

Er lopen nu vele initiatieven zoals infosessies, conferenties, studiedagen en vormingen, die alle stakeholders gaande van scholen, lerarenopleidingen, samenwerkingsverbanden, lokale overlegplatformen (LOP’s), koepels, begeleidingsdiensten nemen. We hebben vastgesteld dat op een aantal plaatsen informatie werd gegeven die niet strookte met de werkelijke uitrol. We hebben natuurlijk geen toezicht gehouden of op al deze fora met één stem wordt gesproken. Maar het is net de opzet van de vergadering van morgen en van de navolgende communicatie om de dissonante tonen volledig te kunnen uitsluiten.

Naarmate de verdere uitvoering van het M-decreet vorm krijgt via uitvoeringsbesluiten – morgen staat er een op de agenda – wordt daarover gecommuniceerd. Alles wat te maken heeft met de nieuwe wijze van verslaggeving door het CLB, het gemotiveerd verslag voor het gon en het verslag voor toegang tot het buitengewoon onderwijs, het inschrijvingsrecht voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften, is voor heel binnenkort.

De meeste mails gingen over de programmatie van het type 9. Dat is nu gebeurd. De scholen en lerarenteams kunnen voor concrete en operationele informatie ook een beroep doen op het team van competentiebegeleiders.

Mijnheer Daniëls, over heel veel van uw punctuele vragen zal tussen nu en een week op internet informatie te vinden zijn.

De focus van de competentiebegeleiders is vraaggestuurd. Elke school kan een vraag stellen aan zijn pedagogische begeleidingsdienst, die dan samen met de competentiebegeleiders aan de slag gaat. Ook de reguliere begeleiders van de pedagogische begeleidingsdiensten hebben een taak gekregen in het M-decreet. Elke pedagogisch begeleider zal in de toekomst competentiebegeleider moeten zijn. De kern is het versterken van teams om met diversiteit om te gaan. Het kan niet dat begeleiders zeggen dat het niet voor hen is, maar voor iemand anders. Iedereen moet dat kunnen. Dat is ook de reden waarom die extra groep er is gekomen. Het is net om de gewone begeleiders te versterken, niet om een schot te steken tussen soorten begeleiders.

Het precieze aantal competentiebegeleiders voor het schooljaar 2015-16 is nog niet gekend. Bij de stemming van het M-decreet heeft men 103 ambten die voorheen in bijzondere onderwijsprojecten werden ingezet en ook begeleiders autismespectrumstoornis (ASS) waren, omgezet in budget. Het profiel van de competentiebegeleiders is een duurder profiel dan de oorspronkelijke begeleiders omdat het masters zijn. Het SNPB heeft daarom voor de zekerheid gekozen door voorlopig 60 ambten vast te leggen. Zo zorgen ze ervoor dat de loonkost voor deze begeleiders volledig kan worden betaald.

De verdeling van deze competentiebegeleiders is op dit ogenblik als volgt: 1,7 is netoverstijgend, er zijn 11 ambten voor het GO!, er zijn 9,5 ambten voor het Onderwijssecretariaat van de Steden en Gemeenten van de Vlaamse Gemeenschap (OVSG), er zijn er 36 voor de Pedagogische BegeleidingsDienst van het Katholiek Onderwijs (PBDKO) en 1,5 ambt voor het Provinciaal Onderwijs Vlaanderen (POV). Ook voor de kleine onderwijsverstrekkers wordt in een ambt voorzien.

Vanaf 1 september 2015 zijn die ambten de volledige verantwoordelijkheid van de pedagogische begeleidingsdiensten. Die werken nu aan de financiële afwikkeling van het SNPB. Men is vrij voorzichtig geweest in het omzetten van dat budget in ambten, waardoor ik ervan uitga dat daarmee geen problemen zullen zijn.

Voor de herallocatie en de waarborgregeling legt het M-decreet de krijtlijnen vast. Momenteel wordt de concrete uitvoering daarvan voorbereid, zowel qua berekening als qua verdeling en aanwending. We starten met tellen op 1 februari als ik me niet vergis. We zijn nu net gestart. De resultaten van de telling van de eerste schooldag van februari 2015 zijn belangrijk omdat ze een zicht kunnen geven of en in welke mate er al effecten waar te nemen zijn. De eerste niet-gecorrigeerde cijfers zijn eind februari beschikbaar.

Mijnheer De Ro, u zei dat er wellicht al vroeger effecten merkbaar zijn. U dacht dat ze nu al zijn gestart met meer naar het buitengewoon onderwijs te gaan. Mevrouw Meuleman, u hebt een schriftelijke vraag gesteld en omgekeerd geredeneerd. Nu zijn er al meer die naar het gewoon onderwijs gaan. Je moet een correcte basis hebben. Mevrouw Meuleman vroeg of er nog zijn die rap rap naar het buitengewoon onderwijs gaan. We zijn die cijfers aan het verzamelen. Als er nu een serieus effect is, kunnen we al extra uren voor gon toewijzen.

Dat zal ik echter maar eind februari kunnen zien. Nu kan ik daar dus nog niet veel over zeggen. Dan zullen we echter een zicht hebben van 1 februari 2014 tot 1 februari 2015. Met betrekking tot het decreet starten we dus op 1 februari 2015, wat betekent dat we dit schooljaar nog tendensen zullen zien en dat de waarborg, als er verschuivingen zijn, nog in het lopende schooljaar kan worden toebedeeld. Ik hoop dus dat we eind februari al een eerste indicatie hebben en dus al deels een antwoord daarop kunnen geven.

Dan was er de vraag op welke manier gon-ion zal worden ingezet in het gewoon onderwijs. U weet dat het M-decreet de toegang tot het gon wijzigt door de introductie van het gemotiveerd verslag en het verminderen van de administratieve belasting door de afschaffing van het inschrijvingsverslag buitengewoon onderwijs – dat attest en dat protocol ter verantwoording – en het integratieplan. De gon-ion-ondersteuning zal nog op dezelfde wijze ingezet blijven in het gewoon onderwijs, in afwachting van een meer fundamentele hervorming die zich opdringt. Het enige dat nu dus nog moet gebeuren, is de correcte afstemming van de gon-regeling op de nieuwe typologie. Nu heb je enerzijds het basisaanbod en anderzijds type 9. Ik heb echter al gezegd dat het basisaanbod natuurlijk het pakket van de vorige types wel in zich blijft dragen.

We hopen – en ik hoop echt dat ik ook daartoe een bijdrage kan leveren – dat we zeer binnenkort, te beginnen morgen, een aantal onduidelijkheden kunnen wegwerken. We hopen dat we een unisono communicatie kunnen hebben tussen pedagogische begeleidingsdiensten, CLB’s, inspectie, en dat die dan met één stem met de schooldirecties kunnen spreken. Voor hen is dat immers natuurlijk ook belangrijk. Het verslag zal dus morgen ook worden goedgekeurd. Vervolgens kunnen we, bijvoorbeeld bij gon-ion, wanneer dat er komt, al iets waarborgen omdat we al wat verschuivingen zien, en dan zullen we nu iedere keer synchroon proberen te communiceren met iedereen, dus ook met de begeleiding, met het CLB, zodat iedereen ook hetzelfde meedeelt. Er zijn de voorbije maanden bij infosessies inderdaad immers soms totaal tegenstrijdige berichten gegeven. Ik heb dat ook maar vastgesteld. Ik kan begrijpen dat dit absoluut niet leuk is voor scholen.

De voorzitter:

Mevrouw Meuleman heeft het woord.

Mevrouw Elisabeth Meuleman (Groen):

Minister, ik heb niet echt een concreet antwoord gekregen op mijn vragen hoeveel de werking van het tweedelijnsinclusienetwerk jaarlijks zal kosten, en of ook opnieuw zal worden voorzien in die middelen. U stelde dat 5,7 miljoen euro zal worden ingekanteld via de SNPB’s, maar ik neem aan dat dit niet enkel geldt voor dat tweedelijnsinclusienetwerk is, dat dit de volledige werkingsmiddelen van de SNPB’s waren. Mijn vraag was eigenlijk heel concreet: hoeveel werd uitgetrokken voor dat tweedelijnsinclusienetwerk? Het lijkt me immers toch echt wel nodig dat dit voor een stukje wordt gegarandeerd. Ik heb dat ook proberen weer te geven in mijn vraag. Dat ging echt over die groep kinderen die het gewone curriculum niet kunnen volgen. Mevrouw Helsen, u herinnert zich die hoorzittingen ongetwijfeld. Net over die groep was er eigenlijk wel vrij veel discussie: het M-decreet was al een grote stap en wat dan met die kinderen die het curriculum niet zouden kunnen volgen? Je voelde dat er op dat vlak eigenlijk nog wat meer voorbehoud was, dat er toch wel grotere vragen waren dan met betrekking tot die andere kinderen, waarvoor er normaliter kleinere aanpassingen nodig zouden zijn.

Het lijkt me belangrijk dat we dat onderscheid niet maken. Juridisch zou het misschien ook wel voor problemen zorgen, mochten we dat wel doen. We moeten alle kinderen gelijk behandelen en bekijken welke aanpassingen er nodig zijn, en of die dan redelijk zijn, maar we mogen geen onderscheid maken naargelang ze het curriculum kunnen volgen of niet. Om die vrees bij de leerkrachten, die terecht is en zeker ook nog groot was, weg te nemen, was dat tweedelijnsinclusienetwerk er, om die groep toch wel te kunnen begeleiden. Er was in provinciale ondersteuning voorzien, via die zes halftijdsen, om toch van nabij te kunnen ondersteunen, om dichtbij de werkvloer, provinciaal, naar scholen te kunnen gaan en mensen daar te kunnen begeleiden. U hebt gezegd dat dit tweedelijnsinclusienetwerk niet zal wegvallen. Tegelijk heb ik weinig garanties gehoord. Hoeveel middelen gaan daar nu heen? Zullen die daarnaar kunnen blijven gaan? Zal men die specifieke groep echt wel blijven ondersteunen? Willen we ook voor die groep opkomen? Dat vind ik een belangrijke vraag. Ik had eigenlijk toch wat meer garanties willen horen.

De voorzitter:

De heer Daniëls heeft het woord.

De heer Koen Daniëls (N-VA):

Minister, ik dank u voor uw antwoord. Mevrouw Helsen, mijn vraag betrof niet zozeer het volledig, gedetailleerd uitwerken van een document. Mijn concrete vraag was wel hoe scholen concreet te weten kunnen komen waarop ze kunnen rekenen als er zich nu een leerling tijdens de aanmeldingsperiode aandient, en ze het gesprek aangaan met de ouders.

Dat gaat niet zozeer over beleidsvoerend vermogen. Ze zouden kunnen zeggen dat ze het gaan regelen, terwijl het niet kan. Het gaat vooral om die zeer operationele zaken. Ik ben blij dat u ook de mensen samenbrengt, om alvast te zorgen dat die communicatie unisono is. Ik hoop dat daaruit zeer concrete zaken komen, zoals het juist kunnen inschatten van waar men een beroep op kan doen en waarop niet. Daar zijn de scholen en de ouders vooral naar op zoek. Daarover mogen we geen foute informatie krijgen.

Ik denk dat we artikel 294 – ik ken het nummer niet uit het hoofd –, waarin staat dat scholen wel degelijk in de draagkrachtafmeting het onderscheid kunnen maken tussen het gemeenschappelijk curriculum en het individuele curriculum, namelijk als het individuele curriculum van toepassing is, dat ze dan op een ander regime kunnen overschakelen en kunnen zeggen dat daar hun draagkracht eindigt. Ik vind dat niet onbelangrijk, niet alleen in het licht van de gewone scholen, maar vooral in het licht van de leerling waarover het gaat. Het gaat over hoe we die leerling maximaal de beste onderwijskansen geven. Dan mogen we de kwaliteiten van ons buitengewoon onderwijs natuurlijk niet laten ondersneeuwen in een ander debat.

Mevrouw Kathleen Helsen (CD&V):

Mijnheer Daniëls, ik had begrepen dat het begrip draagkracht niet meer aan de orde is maar dat het gaat over disproportionaliteit.

De heer Koen Daniëls (N-VA):

Dat is inderdaad een juiste invulling van het begrip draagkracht. De disproportionaliteit is dan veruitwendigd in het individuele curriculum.

De voorzitter:

Minister Crevits heeft het woord.

Minister Hilde Crevits:

Op de opmerkingen van collega Daniëls heb ik proberen te antwoorden. We stroomlijnen. Ik hoop dat we morgen een verse start kunnen nemen met goede info.

Mevrouw Meuleman, dat bedrag is niet apart vastgeklikt. Er zijn nu contacten tussen de pedagogische begeleidingsdiensten. Zodra ze door het samenwerkingsprotocol zijn, zul je meteen alles duidelijk zien, ook op welke manier het verankerd wordt. Het wordt dus vervolgd.

De heer Jo De Ro (Open Vld):

Wat betreft de cijfers: het is geen aanvoelen. Toen ik zei dat er dit jaar al dingen merkbaar waren, dan waren dat de cijfers van 1 september van het Onderwijssecretariaat van de Steden en Gemeenten van de Vlaamse Gemeenschap (OVSG), waar er bij de 1 septemberinschrijvingen in het buitengewoon gemeentelijk basisonderwijs 15 procent minder leerlingen waren. Daar heb ik toen naar verwezen.

Minister Hilde Crevits:

Als ik u wat appetijt mag doen krijgen: we zien een stijging in het buitengewoon secundair onderwijs en we zien nu al een gevoelige daling in het buitengewoon lager onderwijs, en een beetje in het kleuteronderwijs.

Het is wel relevant. Het toont voor mij aan, mevrouw Meuleman, dat het geen zorg is, dat het niet zo is dat mensen nu holderdebolder naar het buitengewoon onderwijs gaan. Het toont meteen aan dat CLB’s vandaag goed werken en dat men met voldoende zorg en empathie kijkt waar het kind thuishoort. Dat is eigenlijk het enige wat relevant is. Ik heb vandaag geen enkele indicatie uit de cijfers om hier paniek in te zien. Dat is voor mij een geruststelling. We zien een aantal kinderen dat van het gewoon naar het buitengewoon onderwijs verschuift. Als je het vorige schooljaar meerekent, of omgekeerd, blijft dat over de jaren gelijk. Dat stijgt of daalt niet.

De voorzitter:

De vragen om uitleg zijn afgehandeld.

 

BRON: vlaamsparlement.be, 12 februari 2015, https://www.vlaamsparlement.be/commissies/commissievergaderingen/955353/...

 

https://www.youtube.com/embed/GQlSpyzPh9k?start=13933&end=15673 

Hoe waardevol vond je dit artikel?

Geef hier je persoonlijke score in
De gemiddelde score is