Vraag om uitleg in commissie onderwijs van 16 oktober : Maximumfactuur basisonderwijs

Door Koen Daniëls op 16 oktober 2014, over deze onderwerpen: Onderwijs

Verslag van de vraag om uitleg:

De heer Koen Daniëls (N-VA):

Voorzitter, minister, geachte leden, voor materialen en activiteiten die strikt noodzakelijk zijn voor het behalen van de eindtermen en de ontwikkelingsdoelen in het basisonderwijs, krijgen de scholen werkingsmiddelen. Dat is zeer duidelijk. Die kunnen niet worden aangerekend aan de ouders via de schoolfactuur. Ik wil dat inleidend duidelijk stellen om, ook wat dat betreft, iedereen opnieuw wat op te voeden. Hopelijk luisteren de journalisten mee.

Scholen gebruiken echter ook extra materialen en bieden andere activiteiten aan om het leren boeiender en uitdagender te maken. Dat is goed en dat is zinvol. Voor deze uitgaven kan de school een bescheiden bijdrage aanrekenen aan de ouders. Deze bijdrage werd in het verleden geplafonneerd in de dubbele maximumfactuur. Spreken we over de scherpe maximumfactuur, dan gaat het over een jaarlijkse bijdrage voor materialen en eendagsuitstappen tussen 25 en de 70 euro, afhankelijk van het onderwijsniveau – het kleuteronderwijs of het lager onderwijs – waarover we het hebben. Voor meerdaagse uitstappen – de minder scherpe maximumfactuur, zoals men dat ook wel noemt – is dat momenteel vastgelegd op 410 euro, maar dan voor de volledige loop van het lager onderwijs, dus niet per jaar.

Zoals we al in de Septemberverklaring van de minister-president konden vernemen, wordt het basisonderwijs maximaal ontzien in de moeilijke maar noodzakelijke besparingsoefening. Dat is goed en ook belangrijk, want de marges in het basisonderwijs zijn momenteel al klein. Toch zou er ongeveer 2,3 procent moeten worden bespaard op de werkingsmiddelen. Toen de maximumfactuur per leerling in 2008 werd ingevoerd, kregen de scholen 130 euro per leerling. Dat bedrag is ook recurrent in de begroting blijven staan, onder meer om de stijgende kosten van onder andere schoolzwemmen te kunnen bekostigen.

De onderwijskoepels willen die besparing in de werkingsmiddelen maximaal opvangen door de maximumfactuur te verhogen om zo het pedagogisch en educatief comfort van onze leerlingen te vrijwaren.

Minister, ook u lijkt het voorstel genegen en u legde het reeds aan de Vlaamse Regering voor. Is het correct dat de maximumfactuur en dan heel concreet de scherpe maximumfactuur in het basisonderwijs zal worden verhoogd?

Hoe zult u erop toezien dat de middelen, zowel werkingsmiddelen als de middelen van de maximumfactuur en de eventuele verhoging ervan, optimaal worden ingezet voor de leerlingen om hun educatief comfort te vrijwaren in de klas en in de school en om de eindtermen te halen, en dus niet worden doorgesluisd om andere zaken te doen? Dat mag wel binnen de vrijheid van onderwijs, maar dat zou wel vragen doen rijzen over diegenen die een verhoging van de maximumfactuur aanraden.

De voorzitter:

Mevrouw Gennez heeft het woord.

Mevrouw Caroline Gennez (sp·a):

Minister, zo veel begrip als ik daarstraks had voor de capaciteitsproblematiek en de uitdagingen daar, zo weinig begrip heb ik voor het voornemen om de maximumfactuur te verhogen, zowel in het kleuteronderwijs van 25 naar 40 euro, als in het basisonderwijs van 70 naar 80 euro. Ik begrijp echt niet waar de ideologische keuze vandaan komt om bij een dienstverlening van de overheid en in dit geval een zo noodzakelijke dienstverlening die een grondrecht is – het recht op onderwijs – en die zelfs de belangrijkste motor is voor maatschappelijke en economische vooruitgang in onze samenleving, steeds vaker de facturen door te schuiven naar gezinnen die het in economisch moeilijke tijden toch al niet gemakkelijk hebben om de eindjes aan elkaar te knopen.

Voor het recht op onderwijs, voor die maatschappelijke dienstverlening hebben we met zijn allen al een keer betaald, namelijk via de algemene middelen waar de sterkste schouders de zwaarste lasten moeten dragen. Het recht op onderwijs mag niet worden uitgehold door drempels inzake kostprijs of andersoortige drempels op te werpen.

De schoolkeuze in Vlaanderen is voor heel veel gezinnen afhankelijk van de sociaal-economische achtergrond van de ouders. Dat is geen goede zaak. We moeten echt monitoren en bekijken welk instrument scholen gebruiken om zich een bepaald imago aan te meten. Sommige scholen plannen vandaag bepaalde uitstappen, organiseren bepaalde dienstverlening en bepaalde naschoolse opvang en proberen zich daarmee een profiel aan te meten, terwijl andere scholen het veel moeilijker hebben om extra middelen te genereren buiten de werkingsmiddelen die door de Vlaamse overheid worden doorgestort. Ik vind die keuze zoals u ze zelf ook met een van de koepels, het Vlaams Secretariaat van het Katholiek Onderwijs (VSKO), naar voren hebt geschoven absoluut geen goede keuze. Heel wat scholen worden vandaag immers al geconfronteerd met een stijgende problematiek van onbetaalde schoolfacturen. Het is niet wenselijk dat kinderen het slachtoffer worden van de financiële situatie of andere problemen zoals een verslavingsproblematiek of andere problematiek van de ouders. Het recht op onderwijs mag nooit in het gedrang komen.

Ik heb ook gelezen dat de directie van het Gemeenschapsonderwijs pleit om de besparingen niet af te wentelen op de gezinnen. Zij pleiten voor alternatieven. Hebt u die onderzocht? Blijft u bij het voornemen om die toch wel drastische besparing ook in het basisonderwijs door te voeren, ook al had u aangekondigd dat daar niet zou worden bespaard? Wij denken dat dit geen goede zaak is omdat men op die manier, meer nog dan vandaag, dreigt te evolueren naar een onderwijs met verschillende snelheden. Enerzijds dwingt u scholen om de maximumfactuur te verhogen en anderzijds beslist u, ook volgens het regeerakkoord, of hebt u het voornemen om elke leerling een gelijke toelage te geven inzake werkingsmiddelen. Dat is eigenlijk twee keer een omgekeerde herverdeling van kansrijke scholen die mogelijks extra zullen worden gefinancierd door kansarme scholen. Binnen die scholen zullen de kansarme kinderen meer moeten financieren voor de kansrijkere kinderen. Dat lijkt me geen goede keuze. U mag dat absoluut niet doen.

We kennen vandaag in heel veel scholen, meer dan 60 procent van de vrije scholen en 30 procent van de gemeenschapsscholen, een zogenaamde boterhammentaks. Ik vind het absoluut wereldvreemd om aan ouders een bijdrage te vragen voor de middagopvang op school. Ouders zorgen voor de boterhammen in de doos maar moeten niet opdraaien voor de stoel en tafel waar de kindjes hun boterhammen opeten. Dit is een concreet pleidooi om de maximumfactuur niet te verhogen. Minister, hebt u al alternatieven onderzocht? Zo ja, welke? En met welke argumentatie koos u dan toch voor een verhoging van de maximumfactuur?

De voorzitter:

De heer De Ro heeft het woord.

De heer Jo De Ro (Open Vld):

Voorzitter, minister, collega’s, ik zal beginnen met de zogenaamde boterhammentaks. Ik noem die de ‘Luc Van den Bosschetaks in het stedelijk onderwijs’. Iets moet me van het hart. Waarom bestaat die zogenaamde taks in mijn stad als sinds 1997 of 1998 of zelfs al iets vroeger? Niet door de maximumfactuur en niet door besparingen in het onderwijs, maar doordat toen een zwarte lijst werd ingevoerd in het onderwijs. Leerkrachten en andere personeelsleden die tot dan jarenlang vrijwillig taken op zich hadden genomen, mochten dat plots niet meer doen. In onze stad, die de rijkste stad van het land is, nu en twintig jaar geleden, hebben we een bijdrage gevraagd, niet voor de boterhammen, maar om het toezicht te doen in de ochtend, ’s middags en ’s avonds.

Als dat zou wegvallen, zouden we weer wat meer dingen kunnen vragen. Ik zeg daarmee echt niet dat leerkrachten niet al grote inspanningen doen. Ik schets alleen maar de historische achtergrond. Toen het nog niet zo lang geleden in uw stad werd ingevoerd, mevrouw Gennez, belde men mij. Ik antwoordde dat het bij ons al twintig jaar zo was en dat ik de geschiedenis ervan wel wilde uitleggen. Het is nogal kort door de bocht om de boterhammentaks hierbij te sleuren.

Minister, ik heb een vraag die aansluit bij die van de twee vraagstellers over de maximumfactuur. Ik ben, net zoals een aantal collega’s, actief in de raad van bestuur en het vast bureau van het Onderwijssecretariaat van de Steden en Gemeenten van de Vlaamse Gemeenschap (OVSG). Ook daar werd dit voorstel besproken toen het VSKO het op tafel legde. Ik heb het constructieve voorstel gedaan waar iedereen in de raad van bestuur, geografisch en over de partijen gespreid, zich in kon vinden. Ik had wel wat begrip voor de vraag die leefde, spijtig genoeg is het in tijden van besparing dat het voorstel wordt gedaan, maar goed. Ik stelde voor om de verhoging van de maximumfactuur te verhogen met hetzelfde bedrag van de studietoelage voor kleuters en de kinderen van de lagere school. De redenering erachter is heel simpel. We vragen aan alle schouders om bij te dragen via de maximumfactuur. Het voorstel van het OVSG luidde uiteindelijk om, als de maximumfactuur verhoogt met bijvoorbeeld 10 euro, ook de schooltoelage met 10 euro te verhogen. Degenen die het het moeilijkst hebben, worden zo gecompenseerd, voor hen is het een nuloperatie. Ik weet niet of in de besprekingen binnen uw kabinet en uw administratie dit voorstel van OVSG werd overwogen. Misschien werd de kostprijs ervan onderzocht en kan worden bekeken of het in de toekomst in aanmerking kan worden genomen?

Ik wou nog één bezorgdheid met u delen over de SES-werkingsmiddelen (Sociaal Economische Status). Heel veel schepenen van Onderwijs en van Financiën maken zich zorgen. Ze stellen dat de impact van een gelijke basisfinanciering toch heel goed moet worden bekeken met simulaties. In een niet klein aantal steden en gemeenten zou het echt wel een serieuze aderlating betekenen. U moet hier niet op vooruitlopen, ik geef u die bezorgdheid mee. We zullen dit ongetwijfeld bespreken naar aanleiding van de bespreking en uitvoering van de beleidsnota en de uitvoering van het regeerakkoord.

De voorzitter:

De heer Van Dijck heeft het woord.

De heer Kris Van Dijck (N-VA):

Voorzitter, minister, in deze discussie mogen we nooit vergeten wat de taak van ons onderwijs is. Ik sluit me aan bij de heer De Ro. Toen het middagtoezicht werd toegevoegd aan het pakket van de sociale voordelen, hebben heel wat gemeenten die verantwoordelijkheid op zich genomen. Hoe het Vlaanderenbreed zit, daar heb ik geen zicht op, maar veel gemeenten doen het.

We moeten ons behoeden voor het maken van vergelijkingen tussen scholen, afhankelijk van welk net of welke koepel ze zijn. Er is immers nog steeds een verschil in de werkingsmiddelen voor beide. We moeten dit altijd met een korrel zout nemen.

Wat de maximumfactuur betreft, blijf ik bij het volgende standpunt over wat regulier in het onderwijs moet gebeuren. We hebben een kosteloos leerplichtonderwijs. Er is heel duidelijk gestipuleerd dat de toegang tot het onderwijs kosteloos is. Laten we het principe, dat ook terecht door de heer Daniëls werd aangehaald, blijven hanteren dat wat met eindtermen moet worden bereikt, via de werkingsmiddelen moet gebeuren.

Anderzijds wil ik hier ook duidelijk onderstrepen dat niet alles dat met de maximumfactuur te maken heeft, een hypotheek legt op de gelijke kansen. Vaak zijn het kinderen uit kansarme gezinnen die dankzij de extra inspanningen voor scholen die vertaald zijn in de maximumfactuur, in een cultureel centrum komen, in een theater, aan zee en zo meer. Vaak komen ze er enkel doordat scholen initiatieven nemen. Je kunt dan wel zeggen dat dat niets mag kosten, maar voor niets krijg je niets. Als wij de scholen niet de mogelijkheid geven om die zaken te doen met hun leerlingen en jongeren, dan krijgen we een verarming en verschraling van het onderwijs waar in de eerste plaats de kansarme jongeren de dupe van zijn.

De voorzitter:

Minister Crevits heeft het woord.

Minister Hilde Crevits:

Voorzitter, dames en heren, het is hier altijd heel interessant, ik heb steeds zin om met u mee te debatteren.

Mijnheer De Ro, ik was niet van plan om dit te zeggen, maar ik zal het nu toch doen omdat u over de studiebeurzen begon. Ik wil verwijzen naar een voorstel van resolutie dat Open Vld een paar jaar geleden in het parlement heeft ingediend. Daarin werd gepleit om het bedrag van de scherpe maximumfactuur in het kleuteronderwijs op te trekken tot het niveau van het bedrag voor het lager onderwijs. De tekst bevatte een omstandige motivering waarom uw partij vond dat dit mocht. Mevrouw Brusseel heeft het voorstel trouwens mee ingediend. Een groot aantal van de argumenten kan ik volgen, maar ik ben het er niet mee eens om de factuur op te trekken tot het niveau van het lager onderwijs. Er werd toen niet gevraagd om de studiebeurzen aan te passen. Ik denk trouwens dat dat niet nodig is, ik kom er straks nog op terug.

We kunnen sociaal corrigeren op de maximumfactuur. Ik ben deze week in Aalst geweest voor SOS Schulden op School. Daar werd een soort cultuurpas voorgesteld. Kinderen gaan naar musea en er is inderdaad een maximumfactuur, maar voor de ouders van de kinderen die het echt nodig hebben, is het bezoek gratis. Niemand weet dat. Het kind wordt dus niet gestigmatiseerd. Het is perfect mogelijk om sociaal te corrigeren op de maximumfactuur, maar het is belangrijk dat de scholen dat weten.

Door het bedrag op te trekken, krijgen scholen meer marge en stelt hen dat tot extra sociaal beleid in staat. Dat wil ik graag onderstrepen. Ik volg de redenering van mevrouw Gennez niet dat dit sowieso asociaal is en mensen op kosten jaagt. Ik had ook veel sympathie voor het pleidooi van de heer Van Dijck. Het lager en kleuteronderwijs is gratis. Alles wat nodig is om de eindtermen te halen, moet gratis zijn. Er zijn extra’s waarvan ik vind dat het belangrijk is dat alle kinderen ervan kunnen proeven. Dat gaat over een beetje cultuur zonder daarin te overdrijven. Voor scholen in landelijk gebied is het niet altijd gemakkelijk. Er zijn niet in elk klein dorp musea. Ieper is nu het mekka van belangrijke herdenkingen en dat trekt aan. Het moet mogelijk zijn dat kinderen daar op bezoek kunnen gaan zonder dat ze beperkt worden door het strakke keurslijf waarin scholen nu zitten.

Het is ongelukkig dat dit nu in een context van besparingen wordt besproken. Ik wil de zaken zuiver stellen. Met of zonder besparingen wou ik dit debat toch ten gronde voeren. De maximumfactuur is belangrijk en ik wil die zeker niet afschaffen. Het is van belang dat er op een zorgzame manier niet te veel kosten worden doorgerekend. De vraag is of het nu niet heel strak is. Mevrouw Gennez zegt dat ik het bedrag voor de kleuters optrek van 20 naar 40 euro. Dat is niet waar. We schakelen het voor alle kleuters gelijk tot maximum 40 euro. Voor de 5-jarigen geldt dat bedrag nu al. Ook vanwege de administratieve vereenvoudiging werken we nu met twee bedragen: een bedrag voor het kleuteronderwijs en een bedrag voor het lager onderwijs. We willen af van het leeftijdsgebonden zijn, want dat brengt een hele administratie met zich mee. In een graadkleuterklas bijvoorbeeld zijn er verschillen voor de kleuters onderling. Het is dus onze intentie om dit op te trekken naar 40 euro voor alle kleuterjaren. Voor het lager onderwijs overwegen we om er 10 euro bij te doen en naar 80 euro te gaan. Het VSKO heeft een persbericht verspreid om te pleiten voor een verhoging van 20 euro of meer en maakte een link met de besparingen. Dat is niet mijn link. Ik heb de communicatie daarover niet samen met hen gedaan. Er zijn grondige redenen om die scherpe maximumfactuur op te trekken met 10 euro. Mijnheer Daniëls, de minder scherpe maximumfactuur van 410 euro blijft voor de meerdaagse uitstappen. Daar komt geen euro bij.

Er is gesproken over het probleem van het zwemmen. Eén jaar moet dat sowieso gratis zijn, maar daarna niet meer. Voor mij kan zwemmen aanbieden gedurende één jaar, maar veel scholen bieden zwemmen gedurende meerdere jaren aan. De optrekking geeft scholen de kans om aan verlevendiging te doen. Het gaat om activiteiten die niet strikt noodzakelijk zijn voor de ontwikkelingsdoelen of eindtermen, maar het laat scholen toe om extra sociaal beleid te voeren. Sommigen zijn in staat om te betalen, maar anderen veel minder. Die UiTPAS is een goed systeem. Ik heb deze week bij de vzw Schulden Op School de extra euro’s verdedigd. Het laat net toe om een sociaal beleid mee te integreren. De UiTPAS wordt ook al in Brussel en Gent gebruikt en verdere uitbreiding is voorzien in Oostende en de regio Kortrijk. Andere scholen werken met een solidariteitsfonds of een sociaal fonds. Het een sluit het ander niet uit.

Mevrouw Gennez, wat betreft de SES-middelen volg ik u wel voor een deel. Ik ben ook gevoelig voor die discussie. Laat mij eerst twee zaken rechtzetten. Mijnheer Daniëls, u hebt tijdens het debat over de Septemberverklaring het onderscheid gemaakt tussen middelen voor omkadering en werking. De basis is dat het voor elk kind gelijk zou moeten zijn. Er zijn natuurlijk redenen voor dat er op het deel werking extra middelen zijn op basis van SES-criteria. Ik heb aan mijn administratie gevraagd om een model te ontwikkelen om de financiële effecten ervan in te schatten. De financieringsmechanismen in het gewoon basis- en secundair onderwijs evolueren op twee manieren. We gaan na hoe scholen de middelen aanwenden en welke factoren bijdragen tot de verschillen in werkingsmiddelen. In welke mate zijn kenmerken van leerlingen voor de werkingsmiddelen relevant? Voor een school zijn verwarmingskosten voor iedereen gelijk, of het nu voor een leerling is met bijzondere kenmerken of niet. Dat is misschien niet zo voor extra begeleiding of boeken enzovoort.

We zullen daar erg voorzichtig mee omgaan. Het regeerakkoord stelt ook niet dat de basistoelage sowieso gelijk moet zijn: er staat dat de evolutie geleidelijk zal verlopen. We kunnen met verantwoordbare verschillen rekening houden, maar er moet enige transparantie komen. Jaren geleden zijn bepaalde bedragen vastgelegd. We moeten nagaan of die verschillen nog steeds verantwoord zijn. Ik wil daarover een transparant gesprek voeren. Dat vele jaren geleden een beslissing is genomen, betekent niet dat de bedragen gedurende twintig of dertig jaar gelijk moeten blijven. Ik besef dat het een moeilijk en gevoelig debat is, maar we moeten het toch voeren.

Mijnheer Daniëls, u hebt me een vraag gesteld over de optimale inzet van de werkingsmiddelen. Artikel 76 van het decreet Basisonderwijs bepaalt dat schoolbesturen hun werkingsmiddelen moeten inzetten voor de werking, de uitrusting, het groot onderhoud van de schoolgebouwen, het werken aan een rationeel energieverbruik en om aan de kosteloosheid tegemoet te komen. Elk schoolbestuur heeft echter de autonomie om zelf over de aanwending van de werkingsmiddelen te beslissen.

Scholen kunnen bijdragen vragen voor materiaal en voor activiteiten die niet strikt noodzakelijk zijn. De maximumfactuur voorziet in een plafond van de kosten. Uiteraard moet de school de bijdragen die voor een bepaalde activiteit worden gevraagd, ook effectief voor die activiteit gebruiken. Ik vind dit een zeer pertinente opmerking. Een school kan niet beslissen de maximumfactuur te gebruiken om de basisdoelstellingen te halen. Dat is niet de bedoeling. Beide zaken hebben een andere finaliteit.

Vorige week hebben we het over het secundair onderwijs gehad. Ik heb toen al benadrukt dat de aangerekende kosten ook in de basisscholen zeer transparant moeten zijn. De schoolraad speelt op dit vlak een bijzonder belangrijke rol. U weet dat de schoolraad de bijdrageregeling bespreekt.

Ik heb mijn intenties naar voren gebracht. Er moet natuurlijk nog over worden gestemd. Ik vind dat er redenen zijn om de rationalisering en de verhoging van de maximumfactuur te verdedigen. Dit moet echter geleidelijk en niet drastisch gebeuren. Dit kan scholen ertoe aanzetten om kinderen net meer kansen te bieden en om een sociaal beleid te voeren.

Wat de gelijkschakeling van de werkingsmiddelen betreft, heb ik de indruk dat de heer De Ro de bezorgdheid van mevrouw Gennez deelt. We moeten dit debat in alle transparantie voeren. Tijdens de onderhandelingen die tot het Vlaams regeerakkoord hebben geleid, is duidelijk gesteld dat het om de werkingsmiddelen en niet om de omkadering gaat. We zullen samen bespreken of er meer gelijkheid kan komen, dan wel of er nog redenen zijn om de verschillen te handhaven. Om die reden is de geleidelijkheid in het Vlaams regeerakkoord opgenomen. Er wordt niet meteen het mes in gezet.

De voorzitter:

De heer Daniëls heeft het woord.

De heer Koen Daniëls (N-VA):

Minister, ik dank u voor het antwoord en voor de duidelijkheid die u hebt gecreëerd. We weten nu waarvoor het eventueel opgetrokken bedrag van de maximumfactuur al dan niet kan worden gebruikt.

De vraagstellers hebben om 20 euro meer gevraagd. Ik vind het niet onbelangrijk hier te vermelden dat we ook voor kinderen in het kleuter- en basisonderwijs studietoelagen kennen. Volgens de recentste cijfers die al publiek zijn, bedragen die toelagen gemiddeld voor het kleuteronderwijs 87 euro en voor het lager onderwijs 123 euro. De maximumfacturen bedragen respectievelijk 40 euro en 70 euro. Dit betekent dat er nog overschot is. Daarnaast hebben we nog de schoolpremie en het kindergeld.

Mevrouw Gennez, ik bedoel zeker niet dat die mensen daar rijk van worden. Ik bedoel enkel dat de zwaksten die een schooltoelage krijgen, hiermee strikt genomen de maximumfactuur kunnen betalen. Dit issue is volledig gedekt. Voor die mensen is het kosteloos. De kosten worden weliswaar gedragen door de anderen en door de maatschappij. Wat de eindtermen betreft, hebben we er als overheid en als maatschappij voor gekozen dit voor de ouders kosteloos te maken. Dit neemt een stevige hap, iets meer dan 1 miljard euro, uit onze jaarlijkse begroting.

Indien we een bestaande maatregel bespreken, moeten we erop letten dat we de andere maatregelen om de kosten te temperen en om in sociale voorzieningen te voorzien daarbij niet vergeten.

De voorzitter:

Mevrouw Gennez heeft het woord.

Mevrouw Caroline Gennez (sp·a):

Het klopt dat het een keuze betreft. We investeren als samenleving allemaal samen zeer veel in ons onderwijs en in de kosteloosheid van dat onderwijs. We bevinden ons nu in een besparingscontext. De minister betreurt dit. Het is de bedoeling de tweede factuur op te trekken.

Naast de belastingen die tot een betaling uit de algemene middelen leiden, gaat het om de tweede factuur die aan de burger wordt gepresenteerd. Wij vinden het geen goed idee die tweede factuur voor de kleinste kleuters en de kinderen in het lager onderwijs gewoon op te trekken.

Ik kan me vinden in het voorstel van het Onderwijssecretariaat van de Steden en Gemeenten van de Vlaamse Gemeenschap (OVSG) en de heer De Ro om de studietoelagen dan ook te modelleren. Dit lijkt me evident. Indien alles dan toch in een besparingscontext past, biedt dit nog een uitweg voor wie niet aan de drang kan weerstaan de facturen te verhogen.

Algemeen beschouwd, hebben we er volgens mij belang bij dat de kosten worden gemonitord. De minister heeft duidelijk gesteld dat ze dit van plan is en dat ze de kosten transparanter wil maken.

De schoolkosten worden echter vertaald in de werkingsmiddelen, in de bijdragen die aan de ouders worden gevraagd en ook in wat voor de aanwezigheid op school wordt gevraagd. Het maakt niet uit wat de geschiedenis van die bijdragen voor middagopvang en voor- en naschoolse opvang is. Ik vind niet dat we die facturen altijd maar moeten laten stijgen en de kosten op die manier naar de ouders moeten doorschuiven. Dit lijkt me niet wenselijk.

Indien we het met betrekking tot de transparantie echt menen, moeten we alle kosten in rekening brengen en monitoren. Een verhoging van de maximumfactuur lijkt ons dan ook absoluut geen goed idee.

Het klopt overigens niet dat er geen scholen zijn die het minder kunnen. We hebben vorige week een goed voorbeeld gekregen. Een landelijke school in Herzele is zeer creatief in de organisatie van uitstappen en in de wijze waarop ze artistiek en cultureel met hun leerlingen werken. De maximumfactuur bedraagt er 15 euro per kind.

Met de nodige creativiteit kan het wel degelijk, en door samen te werken, ook met andere maatschappelijke actoren dan de schoolse. De sociale correcties via cultuur en de UiTPAS’en zijn er uiteraard, en die steunen wij ook. Het doet geen afbreuk aan het algemene kostenplaatje, ook voor mensen die misschien niet meteen in de categorie vallen die recht heeft op een studiebeurs of verhoogde tegemoetkomingen van andere overheden. Ook de modale, werkende middenklasse wordt hier wederom getroffen. Zeker omdat het gaat over de allerkleinsten, het onderwijs en de kinderopvang, vinden wij dat een serieuze gemiste kans.

Ik wil afsluiten met een positieve oproep. U hebt al een aantal meevallers, al noem ik dat een tegenvaller. De Federale Regering heeft beslist om een indexsprong door te voeren. Dat zal gunstige effecten hebben op de Vlaamse begroting. Als wij onze ambtenaren die indexsprong doorrekenen, zou dat neerkomen op een winst voor onze begroting van om en bij 200 miljoen euro. Wel, u kunt perfect in onderwijs investeren met die federale meevaller voor de Vlaamse begroting, maar tegenvaller voor heel veel Vlaamse huiskamers.

De voorzitter:

De heer De Ro heeft het woord.

De heer Jo De Ro (Open Vld):

Minister, bedankt voor het antwoord en vooral voor de grote zorg die spreekt uit uw opmerkingen over SES-lestijden. U voelt heel goed aan dat het niet goed komt als u het mes zet in SES. Ik heb al enkele keren gelezen dat alle kinderen toch gelijk zijn en dus een gelijke financiering moeten krijgen. U gaf zelf enkele tegenvoorbeelden, ik geef er enkele extra.

Tolken zijn in sommige scholen nodig en in andere niet. Bij SES is een van de criteria de thuistaal. Je hebt bijzondere leermethodes om met veel anderstalige kinderen om te gaan, maar als je geen anderstalige kinderen hebt, hoeft dat niet. Ik denk aan extra vorming op het terrein, want met de vormingsmiddelen die er zijn, kun je niet echt een ruim vormingsbeleid voeren. Ik denk aan extra secretariaatswerk, want inschrijvingen met anderstalige ouders zijn net iets moelijker dan met Nederlandstalige. Het vraagt ook extra secretariaatswerk als je op een plaats zit met capaciteitstekorten, en dat is al vaak in gebieden waar veel anderstaligen wonen.

Daarstraks bij crowdsourcing verwees ik naar Brussel. Je merkt dat scholen die met veel kinderen uit risicogezinnen of kansarme gezinnen worden geconfronteerd, welke inspanning ze ook doen, van wafelenbak tot creatief feest, veel minder middelen ophalen dan sommige andere scholen. Dat is aan niemand een verwijt, maar het zijn vijf voorbeelden die in de scholen die ik goed ken, vaak worden gegeven als verklaring dat het echt goed was om die middelen toe te voegen in 2008 of 2008.

Mevrouw Gennez, ik vrees dat, als we ooit zouden zeggen dat de scholen geen bijdrage mogen vragen aan ouders voor voor- of naschoolse opvang, er op veel plaatsen geen opvang meer wordt georganiseerd. Als ik me de laatste cijfers herinner uit de commissie Welzijn, is er maar voor 15 of 20 procent van de kinderen in Vlaanderen gesubsidieerde opvang. We moeten realistisch zijn dat er zonder die bijdrage op veel plaatsen geen opvang zou zijn, en dat zou echt nefast zijn voor werkende ouders.

De voorzitter:

De heer Daniëls heeft het woord.

De heer Koen Daniëls (N-VA):

Ik wil toch op enkele gevaren wijzen in bepaalde redeneringen die hier worden ontwikkeld. Dat zijn redeneringen ad infinitum. Als je zegt dat mensen die veel belastingen betalen, ook het laagste inkomen hebben, zit daar geen logica in. Net omdat ze geen hoog inkomen hebben, vallen ze vaak onder de inkomensgrenzen om belastingen te betalen. Of ze hebben een vervangingsinkomen. Op basis daarvan krijgen ze een studietoelage. Dan kunt u niet het argument gebruiken van én belastingen én maximumfactuur. Dat klopt dan niet meer.

Het was een heel interessant artikel over de school die hier als voorbeeld wordt gegeven. Maar de directrice haalt enkele dingen door elkaar, van een scherpe of niet scherpe maximumfactuur en zaken die er niets mee te maken hebben. Dat de maximumfactuur daalt door de afspraak dat kinderen geen cadeaus meer meenemen bij verjaardagen, nee, dat heeft er werkelijk niets mee te maken. In de derde alinea van het artikel komt de aap uit de mouw, dan bleek er een sponsor te zijn voor veel zaken op die school. Laten we de zaken zeggen zoals ze zijn.

De voorzitter:

Minister Crevits heeft het woord.

Minister Hilde Crevits:

Ik heb even de bedragen opgevraagd van de schooltoelagen, waaraan ik niet van plan ben iets te wijzigen, maar het is misschien interessant. Voor kleuters is het 92,2 euro. In het lager onderwijs is het minimum 103,72 euro, een volledige schooltoelage is 155,58 en uitzonderlijk kan ze 207,44 euro bedragen. In het basisonderwijs zijn er in het schooljaar 2013 ongeveer 160.000 aanvragen toegekend. De schoolpremie wordt toegekend aan iedereen, die surplus krijgt iedereen in augustus. Ik heb ook nog kinderen voor wie ik een schoolpremie krijg.

We worden nu bevoegd voor de kinderbijslag. Het is nuttig dat ik samen met minister Vandeurzen eens kijk op welke manier we het systeem misschien  kunnen aanpassen. Ik denk ook aan het automatisch toekennen van de schooltoelage. Binnen enkele jaren kunnen we misschien tot een interessant nieuw systeem komen, maar daar is nog wat tijd voor nodig. Verder was het weer heel interessant. 

De voorzitter:

De vragen om uitleg zijn afgehandeld.

 

BRON: vlaamsparlement.be, 16 oktober 2014, https://www.vlaamsparlement.be/commissies/commissievergaderingen/926627/...

Hoe waardevol vond je dit artikel?

Geef hier je persoonlijke score in
De gemiddelde score is