U bent hier
Vraag om uitleg in commissie onderwijs van 6 november : Onderbenutting van buitenlands talent
Verslag Vraag om uitleg:
Minister, op 7 oktober publiceerde de Commissie Diversiteit van de SERV een advies op eigen initiatief over hooggeschoolde nieuw- en oudkomers. We missen volgens de SERV heel wat kansen om hooggeschoold buitenlands talent in te zetten op de Vlaamse arbeidsmarkt. Gekwalificeerde mensen afkomstig uit de ‘oude’ EU-lidstaten zijn opmerkelijk minder aan de slag dan wanneer ze hier geboren zijn, terwijl de vraag naar hooggeschoold personeel op de arbeidsmarkt almaar stijgt. Die berichten horen we steeds meer.
Het advies is gericht aan de minister van Werk, de heer Muyters, maar bevat ook een aantal raakpunten met Onderwijs. Zo pleit de SERV ten eerste voor een betere en meer geïntegreerde aanpak van de erkenning van buitenlandse kwalificaties en competenties als voorwaarde om deze volwaardig in te zetten op de arbeidsmarkt. We hebben al het beleid inzake NARIC, waarin stappen zijn gezet om tot snellere kwalificaties te komen. Er is daar ook een soort van retributiebeleid tegenover gezet.
Een tweede aspect is taal. Taal vormt een belangrijke sleutel, ook voor hooggeschoolde nieuw- en oudkomers. De SERV ijvert op dat vlak voor een specifiek aanbod Nederlands als tweede taal (NT2) voor deze doelgroep, maar ook om de combinatie werken en Nederlands leren mogelijk te maken in ondernemingen en organisaties. Voor onze partij is deze taalverwerving een cruciaal element om een vlotte intrede op de arbeidsmarkt te garanderen. Blijkbaar geldt dit niet alleen voor ons, want ook de SERV haalt aan dat dit voor maatschappelijke integratie én integratie op de arbeidsmarkt een belangrijke voorwaarde is.
Mevrouw de minister, hoe staat u tegenover de aanbevelingen uit het advies van de SERV? Hoe denkt u ze te kunnen opnemen in uw beleid? Ik denk onder meer aan NARIC. Ook de elders verworven competenties (EVC) spelen hierin een rol.
De voorzitter:
De heer De Meyer heeft het woord.
De heer Jos De Meyer (CD&V):
Voorzitter, minister, collega’s, dit thema is interessant en belangrijk. Het is essentieel dat we ons niet alleen focussen op diploma’s, maar het geheel zien in een breder, uitgebouwd EVC-beleid. Er moet worden gekeken naar de verworven competenties in andere landen van nieuw- en oudkomers.
Tijdens de vorige legislatuur zijn al eerste stappen gezet. We hebben ondertussen ook uw beleidsbrief gekregen waarin daar aandacht voor is. Wilt u uw beleid enkel focussen op de diploma’s of wilt u dit in een ruimer geheel zien waarin ook de elders verworven competenties mee in overweging worden genomen?
De voorzitter:
Minister Crevits heeft het woord.
Minister Hilde Crevits:
Dames en heren, uiteraard hebben we het SERV-advies ontvangen. Het heeft heel wat punten die linken hebben met Werk, maar ook interessante linken met Onderwijs. Het advies dat op eigen initiatief is gegeven, heeft betrekking op hooggeschoolde nieuw- en oudkomers. Het bevat enkele interessante voorstellen en duidt op een problematiek die zeker ter harte moet worden genomen. Dat komt ook in de beleidsbrief aan bod. We moeten dit advies zeker binnen de Vlaamse Regering bespreken om, samen met mijn collega’s van Werk en Integratie, te komen tot een gezamenlijke benadering. We kunnen hier geen ‘gehaktbenadering’ volgen. Dit thema kan zeker ook opgenomen worden in het uit te werken integratiepact.
Het algemeen uitgangspunt, namelijk de vraag om tot een betere en meer geïntegreerde aanpak van de erkenning van buitenlandse kwalificaties en competenties te komen met het oog op een volwaardige inzet op de arbeidsmarkt, kan ik zeker onderschrijven. Ook wil ik onderzoeken op welke wijze een grotere focus op de arbeidsmarkt gelegd kan worden, op welke wijze de procedures korter en meer toegankelijk gemaakt kunnen worden en hoe specifieke diploma’s beter gevaloriseerd kunnen worden. Er bestaat trouwens voor kwalificaties die toegang geven tot de gereglementeerde beroepen in de gezondheidssector, overleg tussen mijn administratie en de FOD Volksgezondheid.
Het advies doet vaak zeer concrete voorstellen om bepaalde acties te ondernemen. Dat is positief. Ik krijg vaak nota’s op mijn bureau die veel theoretische beschouwingen geven, maar waar verder niet veel mee gebeurt. Het voordeel is dat er heel praktische zaken in staan. Ik denk bijvoorbeeld aan het voorstel om de mogelijkheid te creëren om iemand stage onder supervisie te laten lopen om te bepalen wat iemand kan en kent, en dit mee te nemen bij de beslissing over de erkenning van diploma’s.
Bij sommige voorstellen is wat meer verduidelijking nodig. Ik denk bijvoorbeeld aan het voorstel om trajecten leren en werken te gebruiken om hooggeschoolde nieuw- en oudkomers een kwalificatie te bezorgen en een plaats op de arbeidsmarkt. Het advies richt zich specifiek op die hooggeschoolden, maar dan moet je natuurlijk kijken hoe zich dat verhoudt tot het feit dat het stelsel van leren en werken zich vandaag in het secundair onderwijs bevindt. We moeten dus zien hoe we dat breder kunnen bekijken. Daarmee is ook de vraag van de heer De Meyer beantwoord. Wat mij betreft – ik verwees al naar een integratiepact – moeten we dat niet punctueel maar integraal gaan bekijken.
Mijn administratie heeft ook een aantal opmerkingen die betrekking hebben op Europese reglementering. Men zegt dat bepaalde aanbevelingen een aantal Europese richtlijnen negeren, bijvoorbeeld de richtlijn met betrekking tot de mobiliteit van werknemers. Dat moet wel goed worden afgetoetst. De grote verdienste is dat het punctueel in orde is, maar we moeten ook wel kijken wat er kan en wat er niet kan en wat gebeurlijk wat fricties heeft met de Europese reglementering.
Hoe dan ook is het mijn bedoeling om een reactie naar de SERV te sturen, maar ik denk dat het advies globaal binnen de regering of met de bevoegde minister samen kan worden bekeken.
Ik kom tot het aspect taal. De centra voor volwassenenonderwijs (CVO’s) en de universitaire talencentra (UTC’s) hebben op dit moment al een ruim aanbod NT2 dat afgestemd is op hooggeschoolde anderstaligen. Heel wat centra voor volwassenenonderwijs bieden NT2-opleidingen aan op de hogere niveaus. Er zijn 78 centra op richtgraad 3 of B2 van het ERK en 75 centra op richtgraad 4 of C1 van het Europees Referentiekader voor Moderne Vreemde Talen (ERK). Ook de universitaire talencentra bieden intensieve trajecten aan die zijn afgestemd op cursisten met hoge cognitieve vaardigheden.
Bovendien biedt een groot aantal centra NT2-modules aan in gecombineerd onderwijs, dat is de combinatie afstandsonderwijs en contactonderwijs. Gecombineerd NT2-onderwijs maakt de combinatie werken en leren gemakkelijker voor cursisten. In totaal gaat dit over bijna tweehonderd modules op verschillende niveaus in dertig CVO’s. Acht CVO’s bieden bovendien de opleiding NT2 professioneel bedrijfsgericht aan waarvan twee in gecombineerd onderwijs. Na de opleiding NT2 professioneel bedrijfsgericht richtgraad 3 is de cursist écht talig zelfstandig binnen het professionele domein van de bedrijfswereld en kan hij of zij adequaat inspelen op de communicatiesituaties binnen de context van het bedrijf.
Bedrijven die een NT2-opleiding op maat wensen, kunnen daarvoor ook een beroep doen op het aanbod van CVO’s in de vorm van contractonderwijs. Sinds 1 september 2014 kunnen CVO’s gebruikmaken van nieuwe opleidingsprofielen NT2, en die zijn vanaf 1 september 2015 verplicht. Die kunnen zeer flexibel ingezet worden. Centra voeren samen met de cursist en de eventuele doorverwijzende instantie een behoefteanalyse uit en bepalen het perspectief van de cursist. De flexibele opleidingsprofielen laten toe om meer maatgericht te werken en te differentiëren afhankelijk van het perspectief van de cursist. Zo kan een hoogopgeleide cursist zich bijvoorbeeld meer arbeidsmarktgerichte leerinhouden eigen maken of kan het traject focussen op modules schriftelijk of mondeling, afhankelijk van de concrete behoeften.
Deze legislatuur zal ik inzetten op het afstemmen van het NT2-aanbod op de specifieke noden van verschillende doelgroepen, dus ook die van hooggeschoolde anderstaligen. Hiervoor zal ik samen met mijn collega’s bevoegd voor Inburgering, Werk en Wonen het huidige afsprakenkader NT2 evalueren en herzien. In dit afsprakenkader zal er ook aandacht zijn voor de specifieke doelgroep van hooggeschoolde anderstaligen. De focus zal hierbij liggen op kortlopende intensieve trajecten, ook in de hogere richtgraden, alsook in een avond- en weekendaanbod. We houden hierbij rekening met de specifieke regionale behoeften en met voldoende geografische spreiding.
Ik vind het van belang om hier eens aan te stippen wat er al bestaat en wat de mogelijkheden in dit verband zijn.
De voorzitter:
De heer Daniëls heeft het woord.
De heer Koen Daniëls (N-VA):
Dank u wel, minister.
Minister, u hebt een aantal interessante zaken gezegd, zoals die ‘trial opportunities’ uit Zweden, stages waarbij de competenties worden bekeken. Dat moeten we zeker meenemen.
De heer De Meyer heeft ook al verwezen naar het onderscheid tussen elders verworven competenties en diploma’s. Nu kijken we vooral naar het diploma. De SERV wijst er ook op dat mensen die een opleiding van vier jaar aanvangen en na hun derde jaar stoppen in het buitenland, hier helemaal opnieuw moeten beginnen, want NARIC kijkt alleen naar het diploma. Op het vlak van elders verworven competenties hebben we eigenlijk zeer weinig materiaal.
Ik kan alleen maar blij zijn dat het afsprakenkader rond NT2 wordt bijgestuurd naar een behoeftedekkend aanbod, ook in het licht van wat er in het regeerakkoord staat. Ik denk dat daarin een belangrijk issue zit. U zegt inderdaad dat acht CVO’s professioneel en bedrijfsgericht NT2 geven. Op de totaliteit van onze CVO’s is dat eigenlijk weinig.
Wat het effectief contractonderwijs betreft, is het voor bedrijven, als het gaat om één of twee mensen, relatief omslachtig om daarover tot onderhandeling te komen met een CVO. Ik denk dat we daar moeten inzetten op wat meer gestructureerd maatwerk, zodat we enerzijds de kwalificaties en competenties van die hooggeschoolden zo snel mogelijk erkennen en er anderzijds voor zorgen dat ze op onze arbeidsmarkt maximaal mee kunnen in het Nederlands.
Er is inderdaad een apart hoofdstuk in het advies dat men stelt over de artsen. Daar zitten we met KB 78 over de gereglementeerde beroepen. We willen enerzijds de nodige aandacht vragen voor de inhoudelijke competenties – de SERV ontkent dat niet –, en er anderzijds voor pleiten dat het therapeutische gesprek moet kunnen verlopen in optimale omstandigheden voor de patiënt. In Vlaanderen hebben we nu al af en toe problemen met spoedartsen die de Nederlandse taal onvoldoende machtig zijn en dus moeilijk gesprekken kunnen aanknopen met mensen. Ik denk dat we op dat vlak het grootste voorbehoud moeten doen en daarover moeten blijven waken.
De voorzitter:
De vraag om uitleg is afgehandeld.
BRON: Vlaamsparlement.be, https://www.vlaamsparlement.be/commissies/commissievergaderingen/926624/...