U bent hier
Vraag om uitleg in commissie onderwijs van 9 oktober 2014 : Zwemlessen komen in het gedrang
Vraag om uitleg van mevrouw Caroline Gennez tot mevrouw Hilde Crevits, viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Onderwijs, over schoolzwemmen
Vraag om uitleg van de heer Koen Daniëls tot mevrouw Hilde Crevits, viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Onderwijs, over de zwemlessen in het basisonderwijs die in het gedrang komen
Vraag om uitleg van mevrouw Barbara Bonte tot mevrouw Hilde Crevits, viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Onderwijs, over het snoeien in zwemlessen op school
Verslag van de vraag om uitleg:
Mevrouw Caroline Gennez (sp·a):
Minister, u loopt snel, u bent sportief, dus ook de zwemlessen op school moeten u na aan het hart liggen. Een gezonde geest in een gezond lichaam, dat kan niet vroeg genoeg beginnen.
Het is evident dat de eindtermen voor het basisonderwijs en het eerste jaar van het secundair onderwijs vermelden dat kinderen moeten kunnen leren zwemmen. In heel veel scholen wordt er toch wel wat beknibbeld op die zwemlessen. Men heeft er een aantal objectieve redenen voor, maar toch moeten we heel waakzaam zijn dat we die eindterm bewaken.
Scholen zeggen dat er alsmaar minder gemeentelijke zwembaden zijn, dat er weinig plaats in het zwembad is, dat ze de bus naar het zwembad moeten betalen, dat er geen noodzaak is om zwemlessen elk jaar aan te bieden. Ik vind dat een heel gevaarlijke evolutie. Heel veel kinderen kunnen na een jaar niet zwemmen. Kunnen zwemmen is uiteraard de evidentie zelve, wil je niet verdrinken.
Ik ben daar niet alleen bezorgd over. Ook de Vlaamse Confederatie van Ouders en Ouderverenigingen heeft dezelfde bezorgdheid en ziet dat in de praktijk heel veel scholen de zwemlessen afschaffen. Alsmaar meer privézweminstructeurs worden warm gemaakt om zwemlessen te geven, maar het niveau van die instructeurs – minister Muyters heeft het ook gezegd in de krant – is niet altijd goed genoeg opdat kinderen deftig leren zwemmen. We gaan toch niet naar een privatisering van de zwemles? Dat lijkt me een groot risico in een moderne, sportieve, fitte en gezonde samenleving.
Minister, hoe gaat u betaalbare zwemlessen garanderen? Met welke actoren plant u overleg? Tegen wanneer mogen we structurele oplossingen verwachten? Blijft ‘kunnen zwemmen’ vervat in de eindtermen van het onderwijs? Zo niet, hoe zorgen we er dan voor dat alle jonge kinderen zich veilig in het water kunnen bewegen?
De voorzitter:
De heer Daniëls heeft het woord.
De heer Koen Daniëls (N-VA):
Minister, De Standaard kopte recent ‘De zwemles dreigt kopje-onder te gaan’. Steeds meer scholen waar zwemlessen worden aangeboden, beginnen erin te snoeien, om allerlei redenen: er zijn minder zwembaden, het vervoer is te duur, de kostprijs van de zwembaden stijgt.
Ik wil niet het debat voeren dat we in 1998 zijn beginnen te voeren over de eindterm ‘zwemmen’. Dat was een van de meer bijzondere debatten die ooit gevoerd zijn. Ik wil ook niet verwijzen naar alle uitspraken ter zake van het Arbitragehof of de Commissie Zorgvuldig Bestuur. Er is geen definitie in de eindtermen, maar als ik dan lees dat onder zwemmen wordt verstaan: ‘zich in of op het water drijvend houden en zich voortbewegen’, en ik lees in de krant een titel als ‘Hondjesslag mag’, dan begin ik mij toch wat vragen te stellen. Is het dat wat we voor ogen hebben?
De concretisering daarvan is dan dat men zich doelmatig en veilig moet kunnen voortbewegen in het water. Minister, bent u het ermee eens dat leren zwemmen, op een ordentelijke manier, met inbegrip van watergewenning, tot de basistaken van het basisonderwijs behoort?
Welke oplossingen ziet u, gezien de gestelde problemen, om elk kind ten minste de eindtermen zwemmen te laten behalen? Voor één schooljaar is de kostprijs voor zwemmen inbegrepen, maar dat weerhoudt scholen er uiteraard niet van om nog meer zwemlessen te organiseren. Maar dat brengt mij bij het debat over de maximumfactuur, en dat zullen we een andere keer voeren.
De voorzitter:
Mevrouw Bonte heeft het woord.
Mevrouw Barbara Bonte (Vlaams Belang):
Minister, de zwemlessen waren de voorbije weken inderdaad verschillende keren in het nieuws, omdat ze voor veel scholen financieel niet meer haalbaar blijken. Sinds het schooljaar 2000-2001 heeft elk kind in het lager onderwijs recht op een schooljaar gratis zwemmen. Dat betekent dat de school voor elke leerling gedurende een schooljaar de kosten draagt, zowel voor het vervoer naar en van het zwembad als voor de toegangsprijs. De school mag ook aan meerdere leerlingengroepen zwemlessen aanbieden, maar de kost die ze daarvoor aanrekent, mag niet zomaar worden doorgerekend aan de ouders, vanwege de maximumfactuur.
Ouderverenigingen trekken aan de alarmbel. Zij vinden niet dat zij de verantwoordelijkheid moeten dragen voor het leren zwemmen of het inzamelen van middelen voor de nog bestaande lessen. Zij vinden dat leren zwemmen de verantwoordelijkheid is van het onderwijs en vragen daar ook de nodige financiële middelen voor.
Ook het onderwijzend personeel ijvert voor meerdere jaren zwemles. De leerkrachten achten het anders zeer moeilijk voor de leerlingen om de eindtermen te halen.
Minister, u hebt begrip getoond voor het feit dat sommige scholen de kostprijs van schoolzwemmen te hoog vinden. U zou overleg plegen met de scholen om het zwemmen betaalbaar te houden. Heeft dat overleg intussen plaatsgevonden? Wat waren de belangrijkste bevindingen van dat overleg? Welke maatregelen zult u nemen om zwemmen op school in alle scholen mogelijk te blijven maken?
Ik wil de vraag nog even opentrekken naar gelijke onderwijskansen (GOK), wat nu socio-economische status (SES) heet. Sinds het GOK-decreet in 2012 in een nieuw kleedje werd gestoken, maakt de GOK-financiering, die vroeger een bijkomende financieringsregel was, deel uit van de reguliere financiering voor kleuter- en lager onderwijs.
Scholen met veel SES-leerlingen krijgen veel meer financiële middelen dan scholen met weinig SES-leerlingen. In de praktijk zijn het dan voornamelijk de plattelandsscholen die getroffen zijn. Daardoor is het voor hen veel moeilijker om bijvoorbeeld zwemlessen te organiseren. Zij moeten bovendien vaak veel verder rijden dan scholen die in de stad gelegen zijn. Wat is uw reactie op die stelling? Bent u van plan om het SES-decreet te herzien? Zult u een extra inspanning doen voor de plattelandsscholen?
De voorzitter:
De heer De Potter heeft het woord.
De heer Jenne De Potter (CD&V):
Als nieuwkomer heb ik eens gekeken welke vragen hierover in het recente verleden gesteld zijn. Ongeveer een jaar geleden, op 16 oktober, is dezelfde problematiek hier ook aan bod gekomen. Ik deel uiteraard de bezorgdheid die de collega’s hier hebben geuit.
Er wordt nu aan de alarmbel getrokken door de Vlaamse Confederatie van Ouders en Ouderverenigingen (VCOV), die in een open brief stelt dat het schoolzwemmen onder druk komt te staan. Vaak wordt gewezen op het feit dat steden en gemeenten ofwel hun zwembaden sluiten of afstoten, ofwel de tarieven optrekken, waardoor het in de praktijk moeilijker en duurder wordt om het zwemmen te organiseren.
In 2001 is inderdaad beslist dat elk kind in het lager onderwijs recht heeft op één jaar gratis schoolzwemmen. Men gaat er immers van uit dat de kinderen op dat ene jaar zouden kunnen zwemmen. Iedereen die af en toe eens gaat zwemmen, weet dat het niet voor elk kind evident is om dat zwemmen volledig en veilig onder de knie te krijgen.
Minister, ik heb gelezen dat u op zoek gaat naar een structurele oplossing om de zwemlessen binnen het curriculum te houden en ze betaalbaar te houden voor zowel scholen als ouders. Is er al een onderhoud geweest met de actoren? Wat is uw visie daarop? Hebt u er al een idee van welke maatregelen u zou kunnen nemen om de financiering betaalbaar te houden en het zwemmen effectief binnen het curriculum van het lager te onderwijs te houden?
De voorzitter:
Mevrouw Brusseel heeft het woord.
Mevrouw Ann Brusseel (Open Vld):
Voorzitter, minister, collega’s, ik heb hierover een actuele vraag gesteld in 2013. Jammer genoeg was mevrouw Gennez toen lid van de Kamer en niet van deze assemblee, want dat heeft toen wel voor wat hilariteit gezorgd. Uw goede vriend Pascal Smet was namelijk niet zo bekommerd, zo kon ik toch afleiden uit het antwoord dat ik kreeg. Hij zei mij dat ik als liberaal net blij moest zijn dat de privémarkt het zo geweldig goed deed op het vlak van zwemlessen.
Ik ben toen zo stout geweest om hem een les in socialisme te geven. Ik heb hem gezegd dat veel kinderen die niet uit gegoede families komen, nooit zouden zwemmen, mocht het niet zijn van het zwemmen op school. Ik heb hem gezegd dat ik zeer bedroefd was over zijn antwoord en het feit dat hij dat weglachte. Ik heb dan ook nog een schriftelijke vraag gesteld, om te weten of er meer concrete cijfers waren over het zwemmen. Het antwoord was zeer kort: “Er is geen informatie over.”
Minister, als ik hoor dat kinderen het met één jaar zwemmen moeten stellen, denk ik net als u dat dat niet voldoende is, zeker voor kinderen die nooit eens recreatief gaan zwemmen in hun vrije tijd. Komen die dan op hun twaalfde eens aan de vijvers van Hofstade of aan zee, en ze wagen zich te ver, dan kunnen ze zich niet redden. Dat is dramatisch. Ik vind dat heel erg. Ik denk dus dat daar een uitdaging ligt, ook al zitten we financieel in een niet zo gemakkelijke positie.
In steden als Brussel en Antwerpen gaan heel veel kinderen te weinig zwemmen en zijn er, bijvoorbeeld in Brussel, ook te weinig zwembaden. En wat de lesgevers betreft: misschien zijn niet alle privélesgevers daar heel goed in. Dat zou kunnen. Ik heb daar geen cijfers over.
Ik heb ook al getuigenissen gehoord van onderwijzers die stelden dat zij daar niet voor opgeleid zijn. Idealiter wordt de zwemles gegeven door iemand die daar echt voor opgeleid is, namelijk een regent of een master lichamelijke opvoeding. Het is immers ontzettend belangrijk om dat goed te leren, en niet ‘op zijn hondjes’.
Dat is het standpunt van mijn partij dat ik hier wou meegeven. De vragen hoef ik niet te herhalen.
De voorzitter:
Minister Crevits heeft het woord.
Minister Hilde Crevits:
Voorzitter, ik heb een aantal vragen om uitleg meegebracht die vroeger al over dit onderwerp zijn gesteld. Mevrouw Brusseel was me echter te snel af. Dat geeft uiteraard niet.
Ik wil het eerst even over de eindtermen hebben. In de eindtermen voor het lager onderwijs staat in hoofdstuk 1.23 tot 1.25 dat kinderen in verschillende milieus moeten kunnen bewegen: “Kinderen moeten kunnen bewegen op een aangepaste manier in de vrije natuur.” Daarover gaat het nu even niet. Even verder staat het volgende: “Kinderen moeten ongeremd en spelend kunnen bewegen in het water.” Dat verwijst allicht naar de hondjes waarover de heer Daniëls het had. Er staat ook dit: “Kinderen voelen zich veilig in het water en ze kunnen zwemmen.” Dit ligt voor mij gevoelig, ik heb zelf aan competitiezwemmen gedaan. Wie ‘op zijn hondjes’ beweegt, zwemt in mijn ogen niet. Dat valt wel onder spelend bewegen in het water. Daar heb ik geen problemen mee.
Sport lijkt me een essentieel onderdeel van de ontwikkeling van jonge kinderen. Kinderen moeten zich kunnen ontwikkelen. Volgens de eindtermen moeten ze kunnen zwemmen. Dat is voor elk kind cruciaal.
Wie op de leeftijd van acht, negen of tien jaar technisch juist leert zwemmen, houdt die vaardigheid heel zijn leven. Ik heb lang geleden het geluk gehad een sportjuffrouw te hebben die dat goed kon. Ik heb in het basisonderwijs technisch juist leren zwemmen. Ik merk nu nog dat dit een goede les is geweest. Ik maak hier een beetje reclame voor mijn zwemstijl, maar meer nog voor die vroegere schooljuffrouw. Volgens mij kan iemand op een jaar tijd leren zwemmen. Indien dat op een goede wijze wordt aangeleerd, moet dit lukken.
Ik zal me in dit antwoord beperken tot de eindtermen en de associatie tussen het kunnen zwemmen en de verplichting voor scholen om dit gedurende een jaar gratis aan te bieden. Ik wil het nu niet over de maximumfactuur hebben. Dat kan volgende week aan bod komen.
Sinds het schooljaar 2000-2001 heeft elk kind in het lager onderwijs recht op een jaar lang gratis schoolzwemmen om de eindtermen te kunnen halen. Technisch moet dit mogelijk zijn, maar er zijn echter een paar problemen.
Ik ben me hiervan bewust. De heer De Meyer heeft me in het verleden, toen ik nog minister van Mobiliteit was, al eens een vraag om uitleg gesteld over de betaalbaarheid van het busvervoer. Ik heb toen een paar keer met minister Smet vergaderd om samen na te gaan of hier iets aan konden doen. Die materie is natuurlijk vrij complex.
We zullen creatief moeten zijn. Sommige scholen liggen in een verstedelijkt gebied en zijn niet ver van een zwembad verwijderd. Voor sommigen is dit relatief gemakkelijk. Vandaag of gisteren heb ik gelezen dat tien tot twintig scholen in Vlaams-Brabant samenwerken. Ze hebben fietsen aangekocht en de leerlingen fietsen naar het zwembad. Dat is een creatieve oplossing. Er is immers ook een eindterm die stelt dat kinderen moeten kunnen fietsen en zich veilig op het traject moeten kunnen verplaatsen. De combinatie werkt ook kostenbesparend. Hier wordt op twee fronten gewerkt. Er bestaan, met andere woorden, goede voorbeelden.
De scholen zijn vrij om te kiezen op welke wijze ze de eindtermen invullen. Daar zal ik de komende jaren op blijven staan. Het is niet mijn taak te stellen op welke wijze dit moet gebeuren. Ik zal de eindtermen ook niet wijzigen. Ik heb niet de indruk dat daar iemand voor pleit, maar voor mij is dit een belangrijk punt.
We moeten natuurlijk nagaan hoe we de vervoerskosten naar het zwembad in toom kunnen houden. Bovendien moet er natuurlijk een zwembad zijn. Het aantal bestaande zwembaden zal niet wonderbaarlijk stijgen. Integendeel, het aantal daalt zelfs.
Ik zal, samen met minstens twee andere leden van de Vlaamse Regering, onderzoeken hoe we gericht op die sportinfrastructuur kunnen inzetten. We zullen hierbij zeker ook aandacht aan de zwembadproblematiek schenken. Dit punt is trouwens expliciet in het Vlaams regeerakkoord opgenomen. We moeten nagaan hoe we hier de komende jaren mee willen omgaan.
Het Vlaams Instituut voor Sportbeheer en Recreatiebeleid en de verschillende onderwijskoepels hebben een protocol met betrekking tot het schoolzwemmen afgesloten. Dit protocol dient als basis voor overeenkomsten die de gemeenten, de zwembaden en de scholen kunnen afsluiten. In dat protocol is tevens een engagementsverklaring opgenomen met betrekking tot het bereiken van de eindtermen zwemmen en tot de toegang tot de zwembaden. De directies van de zwembaden engageren zich ertoe leerlingengroepen voorrang te verlenen en kwaliteitsvol zwemonderricht aan te bieden. Als er een zwembad is, moet dit natuurlijk ook voldoende voor de scholen worden opengesteld. Dit protocol maakt de mogelijkheden wat groter en is in dit verband zeer interessant.
Ik zal op twee vlakken overleg plegen, namelijk met de beleidsdomeinen Sport en Mobiliteit. Het is voor mij nuttig de zwembadlocaties in Vlaanderen eens in kaart te brengen. We zullen dan immers kunnen zien of iedereen op een haalbare wijze ergens kan geraken. In dit verband is al overleg met Vlaams Instituut voor Sportbeheer en Recreatiebeleid gepland. Het probleem is nog niet opgelost. Zoals de voorbeelden van mevrouw Brusseel hebben aangetoond, is het ook niet pas de voorbije twee maanden ontstaan.
Iemand heeft een link met de SES-middelen gelegd. Ik vind dit gevaarlijk. Ik ben niet helemaal zeker dat de kostenstructuur verschilt en dat het op het platteland meer dan in de stad kost. Veel plattelandsgemeenten beschikken in de buurt over een zwembad. Het zal misschien wat minder zijn, maar ik wil hierover geen definitieve uitspraken doen. Scholen in een verstedelijkt gebied waar niet veel natuur in de buurt ligt, hebben misschien wat meer moeite om de eindterm in verband met het vrij bewegen in de natuur te halen. Iedereen heeft zijn problemen.
Het financieringsmechanisme voor het basisonderwijs wordt momenteel geëvalueerd. We onderzoeken welke factoren bijdragen tot de verschillen in behoeften met betrekking tot de werkingsmiddelen. We zullen het juiste verband leggen tussen de behoeften aan werkingsmiddelen en de aanwending van die werkingsmiddelen. De passage in het Vlaams regeerakkoord over de evolutie naar een gelijke toelage moet in die zin worden geïnterpreteerd. Dit gaat om de basis van de huidige evaluatie.
Ik vat even samen. De eindtermen blijven zeker bestaan. Sommige scholen hebben het moeilijk. We moeten dit onderzoeken. Sommige scholen slagen er wel in op een betaalbare wijze een zwembad te bereiken en in een goede opleiding te voorzien. Als er zwemlessen worden gegeven, zijn er minder problemen. Het probleem is vooral dat er soms geen zwembad in de buurt is.
In feite beperkt de problematiek zich momenteel tot de vragen hoe we ervoor kunnen zorgen dat scholen op een betaalbare wijze aan een zwembad geraken en hoe we de kosten kunnen drukken. Er zijn al contacten met De Lijn geweest. Een gedeelte van het vervoer wordt op die manier verzorgd. De vraag is op welke wijze de scholen dit in de toekomst zullen kunnen blijven doen. Ik volg dit op. Ik heb overleg gepland. Iedereen mag hierover natuurlijk opvolgingsvragen stellen. We zullen in elk geval trachten alles beheersbaar te houden.
De voorzitter:
Mevrouw Gennez heeft het woord.
Mevrouw Caroline Gennez (sp·a):
Bij mijn weten heeft voormalig minister Smet altijd voor een openluchtzwembad in Brussel gepleit. Ik vind het sympathiek dat de minister niet systematisch naar het verleden wil verwijzen. Volgens haar moeten we naar de toekomst kijken. Dat lijkt me belangrijk. Alle kinderen, ouders en instellingen zijn vragende partij.
Als we met dergelijke generieke problemen zitten, zoals het onderscheid tussen stad en platteland met betrekking tot zwembaden of de transparantie en de kostenbeheersing die daarstraks ter sprake zijn gekomen, lijkt het me belangrijk of nuttig over decentrale structuren te beschikken. Kunnen de steden en de gemeenten of de lokale overlegplatformen (LOP’s) niet voor die monitoring zorgen? Dit lijkt me efficiënter dan dat centraal te benaderen. Volgens mij wordt dit heel ingewikkeld en bijna niet uitvoerbaar voor het departement.
De voorzitter:
De heer Daniëls heeft het woord.
De heer Koen Daniëls (N-VA):
Minister, ik ben blij dat zwemmen voor u hetzelfde als voor ons betekent. Ik zal nog even een geschiedenisles geven. De eerste eindterm die het zwemmen moest vertegenwoordigen, hield in dat kinderen door het water heen moesten kunnen bewegen. Met laarzen aan door een plas met een diepte van 5 centimeter stappen, kon hier ook onder vallen.
Minister, het is duidelijk dat nu ook de hondjesslag moet worden begrepen als spelend bewegen in het water. Ik deel uw bekommernis dat we moeten zorgen dat er genoeg zwembaden en faciliteiten zijn om het überhaupt mogelijk te maken. Het is ook een belangrijk signaal dat we niet aan de eindterm zwemmen gaan zagen om te zeggen dat het al goed is als je kunt overleven in het water, en dat we hoe je dat doet, overlaten aan de leerling in kwestie. Het is goed dat we ambitieus durven te zijn en zeggen dat het over zwemmen gaat zoals iedereen dat begrijpt.
De voorzitter:
Mevrouw Bonte heeft het woord.
Mevrouw Barbara Bonte (Vlaams Belang):
Minister, ik ben blij dat u zwemmen op school heel belangrijk vindt, dat u met uw collega’s zult bekijken hoe de infrastructuur kan worden aangepast en verbeterd. Ik ben ook blij dat u overleg gaat plegen en dat u creatieve oplossingen zoals fietsen naar het zwembad stimuleert. Dat juich ik zeker toe.
Leren zwemmen is heel belangrijk voor kinderen. De zwemlessen op school mogen zeker niet wegvallen. Kinderen leren het best zo vroeg mogelijk zwemmen, al is het maar om zich te kunnen beredderen in geval van een ongeluk of een andere noodsituatie.
Zwemmen is toch een gedeelde verantwoordelijkheid van ouders en school. De school moet niet alles organiseren. Anders zitten de kinderen van acht tot acht op school en dat kan toch de bedoeling niet zijn. Ouders hebben ook hun verantwoordelijkheid.
Wat me zorgen blijft baren, is de situatie van de plattelandsscholen. Het gaat niet enkel over zwemlessen, maar ook over andere schooluitstappen zoals naar de bioscoop of een museum in een nabijgelegen stad. Ze hebben altijd extra vervoer nodig. Minister, ik vraag u om daar aandacht aan te schenken, zodat ze financieel niets te kort komen.
De voorzitter:
Minister Crevits heeft het woord.
Minister Hilde Crevits:
Mevrouw Bonte, met uw laatste opmerking ben ik het absoluut eens, maar dat zullen we volgende week ook hernemen als we het hebben over de maximumfactuur. Over het zwembad kun je niet veralgemenen. U maakte de sprong met de vraag om dan onmiddellijk de parameters te veranderen. Daar ben ik voorzichtig in, omdat die gekoppeld zijn aan andere kenmerken van leerlingen. Maar u hebt absoluut een punt.
Voor scholen die niet in een grootstedelijke of zelfs een stedelijke context gelegen zijn, is het heel wat moeilijker om op museumbezoek te gaan. Ook voor het zwemmen kan dat een probleem vormen. Ik probeer het zo zuiver mogelijk te houden.
Mevrouw Gennez, ik wil absoluut niet zeggen dat het departement alles moet oplossen voor alle scholen. Dat kan niet, maar misschien bestaan er kaarten met de plaatsen van de zwembaden om zo de scholen in moeilijkheden te helpen. Ook de gemeente kan dat aanreiken.
Ik heb ook verwezen naar het fietsproject. Dat is heel interessant om twee zaken aan elkaar te koppelen. Zo kun je winsten boeken op twee fronten. Misschien moeten we daar wat creativiteit stimuleren, en dat kan het departement wel.
De voorzitter:
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.
BRON: vlaamsparlement.be, 9 oktober 2014, https://www.vlaamsparlement.be/commissies/commissievergaderingen/926625/...